Sunday, November 29, 2009

Een filosoof over managers in de Zorg

In Arts&Auto van augustus 2009 stond een interview met filosoof Ad Verbrugge. Deze werd bekend om zijn boek ‘Een tijd van onbehagen’ en het TV-programma Tegenlicht bracht ooit een indrukwekkende documentaire, waarin de filosoof parallellen trekt met de film Matrix.

Hij maakt twee punten: Op de eerste plaats, dat de overheid niet moet vasthouden aan marktwerking in de zorg. En op de tweede plaats, dat professionals in de zorg meer invloed moeten hebben en ‘managers’ veel minder. Ten aanzien van het tweede punt introduceert hij een mooie analogie: Voetballers, die op een speelveld de wedstrijd moeten maken, niet gehinderd door managers buiten de lijnen, die in detail voor willen schrijven, wat de spelers in het veld dienen te doen.
Hij slaat de plank mis. Want volgens mij is zowel Marktwerking nodig in de zorg, alsook Management dat zo’n grote sector effectief laat functioneren. En als ik het interview met Verbrugge nog eens goed lees, is de misvatting bij hem, dat hij Marktwerking interpreteert als Verkeerde Marktwerking en dat hij Management verwart met Thin Management. (De term Thin Management is geintroduceerd door de grote managementguru Henry Mintzberg. Een beschrijving van slecht en oppervlakkig management is ook te vinden in mijn posting van 29/10/2007 over Intensieve Menshouderij.)

Als voorbeeld van Marktwerking weidt hij uit over tekortschietende DBC’s (Diagnose Behandel Combinaties). Inderdaad lijkt het erop, dat sommige DBC mechanismen anders moeten worden georganiseerd. Maar feit blijft, dat de overheid de vraag naar zorg transparant moet maken en moet reguleren teneinde deze zorg in de toekomst betaalbaar te houden. En als voorbeeld van slecht management noemt hij de situatie, dat professionals gedwongen worden rapportages te maken, die irrelevant zijn en niet geschikt voor ‘afrekensituaties’. ‘Management’ dat de professionals onnodig van hun werk af houdt in plaats van ze te faciliteren, is dus geen goed management maar ‘thin management’.

Interessant is zijn conclusie, dat er een taalprobleem bestaat tussen de professionals en de managers. “Managers kijken met vreemde ogen naar het werk van de professional, waardoor de manager onvoldoende waardeert wat de professional verstandig acht, terwijl de manager op zijn beurt dingen van de professional vraagt die daar de zin niet van inziet of professioneel overbodig vindt.” Dat heeft hij goed getypeerd. Een goede manager moet ten allen tijde begrijpen, wat professionals doen en wat er omgaat in de processen, die hij gedacht wordt aan te sturen.

In het publieke debat zal de controverse tussen managers en professionals in de zorg nog wel even doorgaan. Bovengenoemd interview met een filosoof levert daarin m.i. als bijdrage dat marktwerking en management loze begrippen zijn als ze geen kwalitatieve diepgang hebben.