Thursday, December 31, 2009

Een jaarafsluiting: Wat passeerde er in deze weblog gedurende 2009?

In diverse postings schreef ik over de ontwikkeling van de elektronische overheid. Deze gaat massief en op vele fronten door. Medio 2009 werd het Nationaal Uitvoeringsprogramma (NUP) gestart om focus te brengen in de vele ontwikkelingen en om in 2010 en 2011 speerpunten van de elektronische overheid te concretiseren.
Soms zie je een concrete uiting daarvan. De speerpunt om authorisatie integraal via DigiD te realiseren had opeens eind 2009 een succesje toen De Nederlandse Bank alle spaarders van het failliete DSB voor de Kerst hun geld terugstortte, als ze een keurig geautomatiseerd afwikkelingsformulier met DigiD ondertekenden.

Van het Elektronisch Patientendossier (EPD) zagen we in 2009 eerst hoe de gewenste landelijke uitrol op veel weerstand stuitte. Later schaarden beroepsgroepen en regio’s zich achter minister Klink, toen bleek dat er ruimte was om hun eigen voorkeuren en reeds ontwikkelde initiatieven binnen de landelijke uitrol een plaats te geven. Het is een goed architectuurconcept om via het landelijke schakelpunt alleen een gedefinieerde gegevensset onderling te communiceren. De lokale systemen en bestanden kunnen dan alle op hun eigen manier en eigen opzet verder functioneren. Dus alleen een landelijk schakelpunt en verder geen centrale systemen en bestanden.
Bij een presentatie bij het Antonius Ziekenuis van hun EPD realiseerde ik mij, dat dit landelijke EPD alleen een (beperkte) set gegevens beschikbaar stelt terwijl de ziekenhuizen en andere zorgverleners in hun eigen EPD een grote mate van procesondersteuning zoeken (Wanneer is de patient opgenomen?, Wie heeft hem wanneer behandeld?, Welke behandelingen zijn nog voor de toekomst gepland? etc.)

Ik schreef tweemaal over zzp’ ers. Onlangs, medio december 2009, bericht het Centraal Plan Bureau, dat de economische groei in 2010 zal meevallen, ondanks de financiële crisis. En ook dat de werkloosheid minder dan voorzien zal stijgen; en ook veel minder dan in andere Europese landen. Als oorzaken van de meevallende werkloosheid ziet men het feit, dat werkgevers mensen vasthouden met oog op toekomstige krapte (om geen kapitaalvernietiging te hebben). Maar óók dat het groeiende leger van zzp’ers de klap opvangt. Hoewel niet goed meetbaar, zijn er aanwijzingen dat veel zzp’ers de gevolgen van de crisis hard voelen. De flexibele arbeid van zzp’ers geeft de economie de kans om klappen op te vangen, net zoals de flexibele arbeidsmarkt in de VS dat doet. Je hoort eigenlijk weinig over dit leed van zzp’ers; en zeker niet van dié mensen die in tijden van hoogconjunctuur er schande van spreken, dat zzp’ers zoveel meer verdienen dan zijzelf.
In de posting over UWV Marktplaats blijkt, dat grote bedrijven en instellingen inspelen op die nieuwe arbeidsmarkt en dat ze zzp’ ers uitdrukkelijk de kans geven. Uiteraard omdat die bedrijven daar zelf veel baat bij kunnen hebben.

Mislukte megaprojecten en ICT governance vragen regelmatig weer aandacht. Via Digitaal Bestuur forum gaf ik in maart 2009 een mening over Gateway. Prima methode, maar methoden doen het niet, als onvoldoende competentie wordt ingezet bij bestuurders en uitvoerders. Zoals ik ook schreef in de posting ‘Actuarissen als kritische waarschuwers’: Deze uitvoerders moeten hun plek verdienen. En opdrachtgevers moeten de competentie hebben om kritische informatie op hun juiste waarde te schatten.

Software-pakketten voor de verzekeringsmarkt hebben al 25 jaar mijn belangstelling. Het lijkt erop, dat die pakketten eindelijk ook vanuit de Wilde Westen sfeer evolueren naar wat ze altijd als belofte inhielden. Met name zag ik dat in 2009 bij Leanapps (levensverzekeringen) en eBaoTech (schadeverzekeringen). Die zullen zeker in 2010 in deze weblog verder worden gevolgd.
Bonne Annéé 2010!

Thursday, December 10, 2009

Voorlichting over het NUP voor leveranciers

Het Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-overheid (NUP) hield op 3 oktober j.l. een voorlichtingsbijeenkomst voor leveranciers.
Het NUP is een gezamenlijk initiatief van diverse overheden en uitvoeringsorganisaties en beoogt een versnelling van de realisering van de e-overheid. Ik las, dat het programma is gebaseerd op een advies van de commissie Postma/Wallage in 2007. (“Dat door de enorme hoeveelheid ICT-projecten en initiatieven niemand door de bomen nog het bos kan zien”. Dat laatste herken ik sterk en zo’n versnippering is nooit bevorderlijk voor concrete resultaten.)

Dat de initiatiefnemers expliciet een voorlichtingsbijeenkomst organiseren voor leveranciers, is een erkenning van het feit, dat het zonder kennis en inzet van deze leveranciers het onmogelijk is om de gewenste elektronische overheid te realiseren. De opkomst was groot en ik zag op de deelnemerslijst zo’n 250 namen. (Meestal meer deelnemers van een leverancier en zo te zien maar een enkele zzp’er.)
Bij de openingspresentatie door de projectmanager NUP bleek bij leveranciers wel enige vrees te bestaan, dat door gevolgen van de financiële crisis er te weinig inzet zal zijn bij overheden om bouwstenen van NUP te realiseren.

Steeds meer kom je voor allerlei bijeenkomsten terecht op oude industriële locaties. Zo ook nu weer bij La Fabrique aan het Amsterdam Rijnkanaal in Maarssen. Het heeft wel wat die oude fabriekshallen, maar ik denk dat je in zomer en winter klimaatproblemen hebt en vaak is de akoustiek behoorlijk slecht, hetgeen voor de presentaties nadelig is.

Uitgebreide informatie over het NUP is te vinden op de website www.e-overheid.nl/sites/nup .
In de stalletjes, die diverse overheden hadden ingericht was uitstekende informatie beschikbaar over de 25 basisvoorzieningen en voorbeeldprojecten, die deel uitmaken van het NUP. (Een spreker van Binnenlandse Zaken vertelde dat de Regiegroep nu reeds allerlei verzoeken tot uitbreiding van het programma moet afwijzen. Het blijkt, dat mensen moeite hebben om zich aan de gekozen focus te houden. Me dunkt, dat de gekozen scope van 25 al aan de hoge kant ligt…..)

Uiteraard was van NORA 3.0 het Strategiekatern verkrijgbaar, een uitstekend boekje van 50 pagina’s over doelen van NORA en een overzicht van de NORA-inhoud. NORA is niet één van de 25 bovengenoemde projecten, maar wordt in de publieksversie van het NUP-programmaplan geïntroduceerd als “de ruggengraat van de architectuur”.

De presentaties van deze bijeenkomst zijn te vinden via deze url.

Sunday, November 29, 2009

Een filosoof over managers in de Zorg

In Arts&Auto van augustus 2009 stond een interview met filosoof Ad Verbrugge. Deze werd bekend om zijn boek ‘Een tijd van onbehagen’ en het TV-programma Tegenlicht bracht ooit een indrukwekkende documentaire, waarin de filosoof parallellen trekt met de film Matrix.

Hij maakt twee punten: Op de eerste plaats, dat de overheid niet moet vasthouden aan marktwerking in de zorg. En op de tweede plaats, dat professionals in de zorg meer invloed moeten hebben en ‘managers’ veel minder. Ten aanzien van het tweede punt introduceert hij een mooie analogie: Voetballers, die op een speelveld de wedstrijd moeten maken, niet gehinderd door managers buiten de lijnen, die in detail voor willen schrijven, wat de spelers in het veld dienen te doen.
Hij slaat de plank mis. Want volgens mij is zowel Marktwerking nodig in de zorg, alsook Management dat zo’n grote sector effectief laat functioneren. En als ik het interview met Verbrugge nog eens goed lees, is de misvatting bij hem, dat hij Marktwerking interpreteert als Verkeerde Marktwerking en dat hij Management verwart met Thin Management. (De term Thin Management is geintroduceerd door de grote managementguru Henry Mintzberg. Een beschrijving van slecht en oppervlakkig management is ook te vinden in mijn posting van 29/10/2007 over Intensieve Menshouderij.)

Als voorbeeld van Marktwerking weidt hij uit over tekortschietende DBC’s (Diagnose Behandel Combinaties). Inderdaad lijkt het erop, dat sommige DBC mechanismen anders moeten worden georganiseerd. Maar feit blijft, dat de overheid de vraag naar zorg transparant moet maken en moet reguleren teneinde deze zorg in de toekomst betaalbaar te houden. En als voorbeeld van slecht management noemt hij de situatie, dat professionals gedwongen worden rapportages te maken, die irrelevant zijn en niet geschikt voor ‘afrekensituaties’. ‘Management’ dat de professionals onnodig van hun werk af houdt in plaats van ze te faciliteren, is dus geen goed management maar ‘thin management’.

Interessant is zijn conclusie, dat er een taalprobleem bestaat tussen de professionals en de managers. “Managers kijken met vreemde ogen naar het werk van de professional, waardoor de manager onvoldoende waardeert wat de professional verstandig acht, terwijl de manager op zijn beurt dingen van de professional vraagt die daar de zin niet van inziet of professioneel overbodig vindt.” Dat heeft hij goed getypeerd. Een goede manager moet ten allen tijde begrijpen, wat professionals doen en wat er omgaat in de processen, die hij gedacht wordt aan te sturen.

In het publieke debat zal de controverse tussen managers en professionals in de zorg nog wel even doorgaan. Bovengenoemd interview met een filosoof levert daarin m.i. als bijdrage dat marktwerking en management loze begrippen zijn als ze geen kwalitatieve diepgang hebben.

Tuesday, November 17, 2009

Jaarvergadering AGIM

Het Amsterdamsch Genootschap van Informatiemanagers, AGIM (zie ook postings van 28 mei 2008, 29 september 2007 en 20 juni 2007) organiseerde op 24 september 2009 de Algemene Ledenvergadering gecombineerd met een sessie voor kennisuitwisseling.
Na de oprichting circa 1990 werden de AGIM-bijeenkomsten druk bezocht, maar na verloop van jaren stopte de toevloed van alumni. Om een of andere reden sloten de afgestudeerden van de postdoctorale opleiding Informatiemanagement zich niet meer aan bij AGIM. Oftewel is het een kwestie van onbekendheid, oftewel voelen zij niet de behoefte. Het nieuwe bestuur heeft in ieder geval als aandachtspunt genoteerd om AGIM actiever te promoten bij de postdoctorale opleiding. Het helpt waarschijnlijk ook, dat in het nieuwe bestuur een docent van de Universiteit van Amsterdam zitting heeft genomen.

Van het oude bestuur treedt voorzitter Thomas Thijsse af. Hij heeft in de moeilijke jaren voortdurend AGIM enthousiast op sleeptouw genomen vooral door zijn gepassioneerde voorzittersrol bij de AGIM-bijeenkomsten. Penningmeester Astrid Weijs blijft nog aan en daarnaast treden een aantal nieuwe bestuursleden aan.
Ter bevordering van de communicatie binnen AGIM is er sinds enige tijd een LinkedIn-groep AGIM. Dat is mijns inziens echt een mechanisme van deze tijd: aanhaken op de sociale netwerken. Het is onbegonnen werk, dat een secretaris probeert om adressen van alumni bij te houden. Binnen LinkedIn houden de deelnemers van een groep zelf hun gegevens actueel, hetgeen ook meteen een schifting maakt tussen mensen die bereid zijn om actief hun deelnemerschap te onderhouden en degenen, die onvoldoende geinteresseerd zijn.

In de aansluitende sessie van kennisuitwisseling spraken twee AGIM-leden over hun bestaan als ZZP’er.
De pluspunten en minpunten van het zelfstandig ondernemerschap, die ik zelf beschreef in mijn blog van 7 mei 2009, kwamen in beide voordrachten ook naar voren.
Eén spreker werkte ooit bij de politie en vindt regelmatig werk vanuit het goede netwerk, dat hij in die organisatie heeft opgebouwd. Maar duidelijk klonk bij hem door het spanningsveld tussen omzet maken enerzijds en anderzijds belangrijke zaken als gezinsleven het volgen van opleidingen. Uiteindelijk brengt het zelfstandig ondernemerschap hem wel voldoening en vrijheid.
Naast fundamentele zaken als vrijheid, ontplooiing en zelfstandigheid, speelt voor ZZP’ers al snel de korte termijn overweging van omzet. (Bij een groot bedrijf kan de ‘leegloop’ van één professional worden gecompenseerd door de inzet van anderen. Een ZZP’er heeft niet zo’n buffer.) Want als hij of zij bij gebrek aan omzet liquiditeitsproblemen krijgt, dan houdt het al snel op. De tweede spreker wees erop, dat dit in de huidige financiële crisis veel voorkomt en dat sommige ZZP’ers daarom weer kiezen voor een functie in loondienst.

Wednesday, November 4, 2009

Opschaling van maatschappelijk relevante ICT-applicaties

Op 2 augustus j.l. schreef ik op mijn weblog over het programma M&ICT. Dat was naar aanleiding van een conferentie in het voorjaar van dit interessante overheidsprogramma. Maar er is zoveel over te vertellen, dat één posting niet volstaat. Daarom bij deze nog wat meer informatie.

Op 22 juli 2009 schreef het programma M&ICT in een mail het volgende:

QUOTE
Geachte heer/mevrouw,
Vandaag zijn de winnaars bekend gemaakt van de 9e en 10e prijsvraag Maatschappelijke Sectoren & ICT (M&ICT). In totaal is er ruim 3 miljoen euro beschikbaar gesteld aan 4 veelbelovende ICT-projecten in de sectoren zorg en onderwijs. Stichting FC Twente gaat o.a. met stichting meer dan voetbal een game uitbreiden naar 250 scholen om de woordenschat van kinderen op de basisschool te vergroten en ze spelenderwijs te motiveren voor taal. Stichting Begeleide Zelfzorg schaalt een ICT applicatie via de PC en de telefoon op naar circa. 70.000 trombosepatiënten thuis, waarmee de empowerment van de patiënt, de mantelzorg en wijkverpleging verbetert. Stichting OntSpruit gaat een serious taalgame voor kleuters (met een taalachterstand) verspreiden naar 70 scholen. Om de druk op de arbeidsmarkt te verminderen en om de zelfzorg van patiënten te verbeteren heeft KSYOS als doel om geautomatiseerde medicatiedispensers, waarmee zorgverleners inzicht hebben in de medicatie van de cliënt, uit te breiden van 100 cliënten in 2 regio's naar 12.000 cliënten en 400 apothekers .

Hiermee komt het totaal aan gehonoreerde M&ICT projecten op 55, en er is nog een laatste mogelijkheid voor projecten die in aanmerking willen komen voor deze financiële bijdrage. Op dit moment loopt de laatste prijsvraagronde met een totaal beschikbaar budget van 16,7 miljoen euro. M&ICT daagt hiermee succesvolle ICT projecten in de maatschappelijke sectoren uit om zich in te schrijven op onderstaande thema's:
- 11e Prijsvraag: Plaatsbepaling in zorg, onderwijs en veiligheid
- 12e Prijsvraag: Opschaling van succesvolle ICT-toepassingen in de maatschappelijke sectoren
Projecten kunnen een maximum van 1,2 miljoen euro aan financiering vanuit M&ICT winnen. Inschrijven kan tot 30 september 2009.
De prijsvraag valt onder de Europese Richtlijn voor aanbestedingen, wat betekent dat er een grondig en zorgvuldig vastgesteld beoordelingsproces voorafgaat aan de keuze voor de winnaars.
Surf voor meer informatie naar de website van M&ICT: http://www.m-ict.nl

UNQUOTE

Hoewel dit programma mijns inziens tamelijk onbekend is, geeft de mail aan, dat er toch op flinke schaal gestimuleerd wordt.

Het programma zich op de sectoren Onderwijs, Zorg, Veiligheid en de domeinen Jeugd, Energiebesparing en Mobiliteit. En probeert daar het zogenaamde systeemfalen bij innovaties te elimineren. Systeemfalen kan optreden vanwege één of meer van de volgende oorzaken:
-Er is geen coördinatiepunt voor de betreffende problematiek.
-Er is geen zicht op de totale keten.
-Geen financiering beschikbaar.
-Er is geen organisatievorm beschikbaar of beschikbaar te maken.
-Gewenste standaarden zijn niet klaar.

Nog wat voorbeelden van gesponsorde projecten:
In een project over serious gaming willen Hogescholen gezamenlijk het gebruik van businessgames invoeren om zo het onderwijs te innoveren. Het gaat om Businessgames á la carte, waarin studenten oefenen in bedrijfssituaties. Ik heb zelf ooit een management game met een team gespeeld in 1988 en vond dat toen leerzaam. Ik vond dit voorbeeld dus nogal traditioneel en de vertegenwoordigers van het onderwijs plaatsten deze applicatie ook in een secundaire rol t.o.v. hun lessen. Een universitair onderzoeker provoceerde hen daarop met zijn mening, dat deze games het traditionele onderwijs overbodig maken en de docentenkosten worden bespaard. Sommigen zeggen dat deze zich meer kunnen richten op hun begeleidersrol i.p.v. hun inhoudelijke rol. Ik vind dat best wel een intrigerende stelling. Eigenlijk is het onderwijs nog erg traditioneel en klassikaal gericht. In de klas kun je twee zaken onderscheiden: enerzijds het groepsproces en de socialisering van leerlingen en anderzijds de kennisoverdracht. Dat laatste nu kan veel beter met games en e-learning. Je vindt immers in een klas de typische samenstelling dat er één groep is, die snel begrijpt en die zich verveelt als het tempo te laag blijft. Daarnaast is er de groep, die minder snel begrijpt en misschien sowieso minder moeite doet. En dan kan er nog een groep zijn, die ongeïnteresseerd alleen maar zit te vervelen. En de leraar moet daarin maar orde zien te scheppen. Zet ze dan maar individueel voor een pc met opdrachten en examens! De gemotiveerden en slimmeriken gaan dan als een speer en de loosers vallen snel door de mand…..

IZIT is een samenwerkingsverband van 18 regionale zorgaanbieders in Twente en de Achterhoek. Dit is een voorbeeld, waarin M&ICT sponsort om een totale keten aan de gang te krijgen. Elk van deze spelers voor zich is niet in staat om succesvol ICT-innovaties als transmurale gegevensuitwisseling te realiseren. Voor 5 patientgroepen worden nu oplossingen ontwikkeld. Hier wordt echt een zorgketen gemobiliseerd en verbeterd.

Op de website van M&ICT is een volledig overzicht van de gesponsorde projecten te vinden.

Wednesday, October 28, 2009

Reunie van softwarepioniers.

Op 3 oktober j.l. was er een reunie van Volmaccers op het hoofdkantoor van Cap Gemini in Utrecht. Volmac werd in 1993 overgenomen door Cap Gemini, maar was in de dertig jaar daarvoor de toonaangevende pionier en marktleider in de softwaremarkt van Nederland.

Nu, ruim 16 jaar na die overname, krijg ik op de reünie toch de indruk, dat we te maken hebben met een uitstervend ras. Hoewel er veel mensen waren (zo’n 500), zijn de echte pioniers van het begin er niet meer; ze leven niet meer of ze rentenieren in exotische oorden. Wel werd er bij de aftrap nog een dame in het zonnetje gezet, die in 1963 in dienst was getreden!

Ik ontmoette veel oude collega’s en nam de volgende groepen waar:
De meerderheid heeft Volmac en de rechtsopvolgers op zeker moment verlaten om elders zijn of haar carrière voort te zetten. De meesten uit eigen keuze en sommigen gedwongen in tijden van reorganisatie. Ik vind het opvallend, dat er in deze groep veel spirit en drive zit. Ze hebben allemaal wel een bepaalde niche gevonden om zich te ontplooien.
Dan is er een groep die nog altijd bij Cap is en ook van plan is de laatste 5 tot 10 jaar vol te maken. Tenslotte is er een kleine groep die in de huidige crisis en reorganisatie bij Cap verzocht wordt om te vertrekken.
Uiteraard is zo’n reünie een uitstekende gelegenheid om weer een vijftiental connecties via LinkedIn te leggen. In zo’n gezelschap blijkt 100% van de mensen een LinkedIn account te hebben. Een oude collega, een echte netwerker, blijkt daarnaast ook een enthousiaste twitteraar, zo enthousiast, dat je bijna ook zou gaan twitteren. Maar voor mijzelf schat ik Twitter toch in als te actief en te frequent (24 uur per dag online..); een handvol uitingen per maand via LinkedIn en weblog past meer bij mij.

Een welkomstwoord werd gesproken door Henk Broeders, een huidige topman bij Cap. Ik vond het opvallend dat hij vele keren het woord ‘discipline’ gebruikte. Deze (kadaver)discipline schijnt inderdaad zeer hoog geweest te zijn bij het oorspronkelijke Volmac. Maar omdat hij het woord zo vaak gebruikte, vermoed ik, dat hij terugverlangt naar zo’n bedrijfscultuur. En juist dat lijkt mij niet meer te passen in de softwarewereld van na de PC- en de Internetrevolutie. Volmac is inderdaad groot geworden door met militaire discipline op tayloriaanse wijze applicaties te produceren. Maar daarna zijn de creatieve ‘out of the box’- denkers en de eindgebruikers aan de macht gekomen.

Sommige uitgevlogen professionals werken als adviseurs aan Vitaliteit. En zoals ik al eerder opmerkte proef je die drive ook bij veel mensen op deze reunie. Zo zag ik veel vijftigers, die nog jong van geest zijn. En dat doet mij eraan denken, dat in de huidige AOW-discussie even over het hoofd wordt gezien, dat demografen al langer voorspellen, dat in de toekomst een tekort zal ontstaan aan hoog opgeleide en ervaren werkers. De klassieke competenties van softwarehuizen zullen ongetwijfeld ook tot het schaarse goed gaan behoren.

Wednesday, October 14, 2009

AI-uitje 2009

De vele vrijwilligers die voor het Actuarieel Instituut bijdragen leveren worden elk jaar uitgenodigd voor het ‘AI-uitje’. (Zie bijvoorbeeld ook mijn posting van 7-10-2007.)
Nu AI na 12 jaar verblijf in Woerden de nieuwe thuisbasis heeft gevonden op het Utrechtse Papendorp, was een puzzeltocht door Utrecht een mooie gelegenheid om nader kennis te maken met de stad.
18 juni 2009 verzamelden zich de deelnemers in een café-restaurant aan de voet van de Dom.
Altijd leerzaam zo’n puzzeltocht, ook als je meent dat je een stad al aardig kent omdat je er jarenlang gewoond hebt. Op je gemak een stad doorkruisen (‘slow travel’) geeft altijd weer nieuwe gezichtspunten.
Kan het zo zijn, dat men tegenwoordig de plaatsbepaling niet meer doet door middel van straatnamen, maar via namen van café’s? Ik werd om mijn puzzelgroep te vinden door de organisatie verwezen naar ‘Zussen’ en andere café’s, die 35 jaar geleden nog niet bestonden. De straatnamen wisten ze niet. Waar plaatsaanduidingen als Janskerkhof, Oude Gracht en Mariaplaats mijns inziens meer voor de hand zouden liggen!

Er waren ongeveer 60 deelnemers; de meesten zijn docenten van de AI-opleidingen. Zelf ben ik al 12 jaar van de partij en wat mij steeds weer opvalt is de jeugdige leeftijd van de docenten en de regelmatige verandering in het bestand. Een teken van vitaliteit. Dit jaar speelden we een spel dat werd gedreven door sms-jes en videoboodschappen. En het is opvallend, hoe gemakkelijk de nieuwe generatie de I-phone trekt, googelt en vindt. Dat is een duidelijke verandering vergeleken met vroeger. We kwamen bijvoorbeeld langs een oude watertoren, die is omgebouwd tot museum. Daar kregen we een envelop met aanwijzingen, maar eerst moest de naam van een oud pand op de Oude Gracht worden genoemd. De aanname is natuurlijk, dat de groep op zoek gaat naar dat pand om de naam van de gevel af te lezen. Niet bij ons echter, want één van de whizkids had al via zijn I-phone fotoos van dit pand gevonden en zodanig uitvergroot, dat de naam op de gevel leesbaar was. De receptionisten van de watertoren stonden paf en overhandigden aarzelend de door ons begeerde envelop…..

Een ander kenmerk van de groep verandert niet: Vergeleken met andere beroepsgroepen blijven actuarissen vrije vogels, die primair voldoening halen uit hun professie. Geld en status zijn veel onbelangrijker dan bijvoorbeeld voor bedrijfskundigen, economen en ICT’ers.
Het straalt ervan af, als je naar bijgaande foto kijkt! Daar zag ik te midden van de vele nieuwe en onbekende gezichten opeens een welkomstcomité van oude bekenden. (Klik door naar de foto!)

Behalve dat actuarissen vrije vogels zijn, hebben ze ook nog andere kenmerken. Daarover schreef ik 26 juni j.l. op mijn weblog onder de titel “Actuarissen als kritische waarschuwers”. Die posting sloeg aan en werd door het Actuarieel Instituut op de website van AG&AI geplaatst. De teller op mijn blog
begon de weken daarna flink door te tikken met het aantal gemeten bezoekers. Leuk. Maar de kern daarvan was, dat bovengenoemde vrije vogels dus in staat zijn om heel onafhankelijk en kritisch te blijven kijken, zonder dat ze overigens de neiging voelen om hun kritiek krachtig en aanhoudend naar voren te brengen. Want voor hen moet het op de eerste plaats gemoedelijk en gezellig blijven. En door die eigenschap zijn in ieder geval de bedrijfsuitjes altijd heel geslaagd en gezellig.

Thursday, October 1, 2009

Noraforum juni 2009

In juni was er weer een Noraforum-bijeenkomst. Zelf vind ik, dat daar interessante zaken voorbijkomen. Tegelijkertijd verbaas ik mij over de manier, waarop de discussie over Nora door mensen wordt gevoerd. Lees de link en huiver. Vaker vind ik architecten gekenmerkt worden door een zekere felheid. En wel op een onplezierige manier, namelijk vooral gericht op het halen van het eigen gelijk en zonder gevoel voor een zekere dienstbaarheid aan de klant en aan het te behalen organisatie doel.

Maar terug naar de inhoud. Ik begin met de onderwerpen van het forum, die mij het meest pakten.

Een groep personen presenteerde hun zogenaamde 8m-model. Hun startpunt intrigeerde mij onmiddellijk, want zij spreken van een verwondering die ik met hen deel:
“• Het begon met de verwondering over en onderzoek naar het blijven volharden in grote IT-projecten terwijl die steeds mislukken.”
En hun eerste bevinding deel ik ook van harte:
“• Al gauw zagen we dat een eenzijdige systeemaanpak de menselijke maat in zowel bouw als gebruik van IT oplossingen te boven ging en geweld aandoet.”
In hun verdere uitwerking maken ze dan interessante uitstapjes naar de menswetenschappen. Zie de link naar hun presentatie.
De laatste decennia zijn er veel gedachten ontwikkeld om te komen tot geslaagde IT-projecten. Veel is gezegd over gebruikersparticipatie om te verhinderen, dat IT’ ers te veel de leiding nemen. Theorieën over business alignment zijn er plenty en voor ICT-governance zijn er niet alleen theorieën, maar ook methoden en middelen zoals bijvoorbeeld Gateway. (Zie mijn posting van 27 maart j.l.). Maar de analyse in de onderhavige presentatie graaft m.i. nog wat dieper naar de onderliggende menselijke instincten. Interessant uitgewerkt.

Vanuit de gemeente Eindhoven was er een presentatie van enthousiaste architecten, geen zelfingenomen ivorentorenfiguren, maar medewerkers die echt proberen dienstbaar te zijn aan hun gemeente. Ze ontwikkelden praatplaten om in hun gemeente de communicatie op gang te brengen. Ik trof er ook een citaat, dat mij altijd heeft aangesproken, maar waarvan ik nu eindelijk ook de bron ken:
“People can be divided into three groups:
Those who make things happen, those who watch things happen, and those who wonder what happened.”
Nicholas Murray Butler (1862-1947)
The Nobel Peace Prize 1931
Ik voeg daaraan toe, dat in mijn ervaring in een gemiddeld team van 10 personen er 2 of 3 vertegenwoordigers zijn van de eerste groep (als je geluk hebt!). En dat is trouwens ook voldoende. Als het er minder zijn, moet je als de wiedeweerga op zoek naar aanvulling of vervanging.

Verder was er een toetsingskader van ICTU Renoir, een interessant en professioneel werktuig. Zo’n opzet wordt gauw ingewikkeld, maar het is een discussiekader waarbinnen betrokken professionals en andere stakeholders hun bijdrage aan e-overheid kunnen evalueren.
Het Noraspel dat Renoir introduceert om beslissers te informeren en te betrekken kan mij niet bekoren. Ik vind het te vergezocht. Beter is het om beslissers gewoon aan te spreken, niet in spelvormen maar in rationele argumentatie.

Ik kijk geïnteresseerd uit naar het volgende Noraforum.

Friday, September 25, 2009

Sociale netwerken, een negatieve kanttekening

Eerder schreef ik enthousiaste postings over sociale netwerken en met name mijn eigen positieve beoordeling van LinkedIn. (Zie postings van 7 mei en 7 juli 2007).

Maar onlangs las ik de Franse krant Le Figaro van 13 juli 2009 een artikel getiteld: “Mon salon a été saccagé à cause de Facebook”. Hetgeen ongeveer wil zeggen, dat iemand zijn huis geplunderd en verwoest zag worden, hetgeen werd veroorzaakt door Facebook, een van de grootste sociale netwerken van het internet. De Figaro legt het uit: Jongeren gebruiken sociale netwerken vaak heel naïef en realiseren zich niet, hoeveel privégegevens zij gemakkelijk vrij geven. Zij lanceren bijvoorbeeld uitnodigingen voor feestjes via Facebook en worden dan geconfronteerd met raddraaiers, die in georganiseerd verband naar het feestje toekomen om voor hun plezier het huis bijna te verwoesten. “Cela s’appelle une opération ‘Pélican’ et peut ravager un appartement en quelques minutes”. Vertaald : Dit heet een operatie Pelikaan en kan een appartement binnen enkele minuten verwoesten. Dat zal je toch maar gebeuren!

Jongeren realiseren zich niet, dat zij zich via hun profiel op Facebook niet alleen tot hun vrienden richten. Bij sociale netwerken heb je als ‘vrienden’ veel meer personen geaccepteerd dan degenen, die je in intieme kring als ‘vriend’ beschouwt. Zelf ben ik bij LinkedIn ietwat kritischer geworden met het accepteren van uitnodigingen nadat ik de 80 connecties was gepasseerd. Hoewel ik inmiddels de 200 connecties gepasseerd ben, blijf ik een aantal criteria hanteren. Want kwantiteit van aantal connecties blijft een gevaarlijk kengetal. Aan de ene kant vergroot het de kans, dat je zinvolle informatie uitwisselt met aangesloten professionals, maar aan de andere kant kunnen er personen in je sociale netwerk zitten, die je onvoldoende kent (wederzijds) en waar je geen enkele vertrouwensrelatie mee hebt. Die voor- en nadelen moet je afwegen.

Wat is de les? Op zeker moment heb je een groot sociaal netwerk via internet. Daarin zitten dus personen, met wie je allerlei gradaties van vertrouwensrelatie hebt. Dat varieert van een diepgaande vertrouwensrelatie tot een vertrouwensrelatie van nul of nog slechter…. Daaraan moet je consequenties verbinden voor de mate waarin je het netwerk toegang geeft tot jouw persoonlijke gegevens.

In het aangehaalde artikel in de Figaro wordt benadrukt, dat m.n. jongeren zich niet realiseren, dat een stukje schrijven in de intimiteit van je studeerkamer niet inhoudt, dat deze informatie in intieme kring wordt gedeeld. Want Internet wil zeggen, dat potentiëel de hele wereld jouw stukje onder ogen krijgt. In het verhaal van de raddraaiers, die appartementen verwoesten is de kritische informatie het adresgegeven. Een jongere vertelt, dat hij nu via Facebook zijn feestje meldt zonder zijn adres te noemen. Je echte vrienden kennen dat adres namelijk, maar andere ‘vrienden’, die erover lezen, weten dus niet waar ze moeten zijn voor hun overval.

Echter, na het maken van deze kritische kanttekening, blijk ik per slot van rekening zeer tevreden over de mogelijkheden, die LinkedIn mij geboden heeft. Heel veel waardevolle relaties uit vroegere professionele samenwerkingsverbanden blijf je behouden. Het is interessant om de wederwaardigheden van deze oude vrienden en collega’s te volgen en soms kunnen er verrassende contacten uit voortkomen.

Friday, September 11, 2009

Tayloriaans programmeren vindt zijn Waterloo

In het Duitse magazine Der Spiegel van 6 juli j.l. stond een interessant artikel over Windows 7. Ik ben geen technisch programmeur en verdiep me niet in de voor- en nadelen van nieuwe besturingssystemen. Ik kreeg in 2007 Windows Vista, omdat ik een nieuwe notebook kocht. En merkte als gebruiker weinig verschil met de voorganger XP. Volgens kenners zitten er toch belangrijke verbeteringen onder de motorkap. Wat ik wel merkte aan Vista is, dat soms opnieuw opstarten vereist was en dat het vaak erg langzaam liep. Maar verder verdiepte ik mij daar niet in. Het valt mij echter wel op, dat de laatste maanden steeds meer geschreven wordt over Windows 7, blijkbaar de opvolger van Vista.

Het interessante aan het artikel in Der Spiegel vond ik de beschrijving van de revolutie, die binnen Microsoft heeft plaatsgevonden tijdens het ontwerpen en bouwen van Windows 7. Want daar is in stilte een krachtige transformatie doorgevoerd, waarin ik tot mijn genoegen belangrijke principes van de kwaliteitsbeweging herken.

De ontwikkeling van Vista werd destijds gekenmerkt door grote afstemmingsproblemen. Er werkten 2000 programmeurs aan het nieuwe besturingssysteem.
Achteraf luidt de conclusie, dat het te complex was. Met onvermijdelijk veel fouten en dat is desastreus voor een produkt. Windows Vista geldt als de meest complexe software aller tijden; 2000 ontwikkelaars schreven 50 millioen programmaregels.
Ik kreeg het beeld van de karikatuur van het tayloriaanse produktieproces: veel mensen, kleine deeltaken, coordinatie door opzichters. Doel van zo’n proces is efficiëntie, maar in de praktijk levert het uiteindelijk coördinatieproblemen en kwaliteitsproblemen.

Der Spiegel schrijft nu: “Microsoft hat gelernt den Fehler zu fürchten”. Onder andere zitten sedert 3 jaar twee programmeurs samen achter het beeldscherm. Eén schrijft programmaregels en de ander kijkt mee om fouten direct te signaleren.
Van Microsoft worden veel negatieve zaken gezegd: machtsbelust, technisch gedreven zonder gevoel voor de noodzakelijke gebruikersfunctionaliteit, etc
Maar één eigenschap zal niemand Microsoft ontzeggen. En dat is vechtlust. Na de slechte ervaringen met Vista is Ray Ozzie binnengehaald en is er fundamenteeel gezocht naar verandering. Het siert een bedrijf, dat het zoiets kan opbrengen en consequent kan doorvoeren. Alles moest anders worden na Vista en dat hebben ze gedaan. Het ontwerpproces werd volledig klantgericht en het bouwen begon pas, nadat eindgebruikers en diverse gedragswetenschappers de functionele eisen hadden afgerond. Bij de bouw golden de principes van ‘extreme programming’ en werd een einde gemaakt aan de bureaucratische procedures in het programmeringstraject. Waar de introductie van Vista telkenmale moest worden uitgesteld, is de introductie van Windows 7 al twee maal vervroegd en staat nu op oktober 2009.
En elke dag om 16u wordt de ‘daily build’, het dagprodukt, afgesloten en aangeboden voor testen, waarbij 5000 testmachines zijn ingezet, die alle mogelijke situaties simuleren, die bij klanten worden aangetroffen.

Wederom wordt een kwaliteitsprincipe ingevoerd, door schade en schande wijs geworden. Je moet investeren in preventie. De fouten achteraf door controles opsporen en herstellen leidt tot non-kwaliteit. Het zijn de principes waarop tientallen jaren geleden werd gehamerd door Deming, Juran en andere kwaliteitsguru’s.

Monday, August 31, 2009

Info Support en kwaliteitskosten

Ik bezocht een oude collega van AMEV Verzekeringen, die nu werkt bij Info Support in Veenendaal. Info Support kende ik al. Als programma manager bij UWV Polisadministratie ontmoette ik verschillende specialisten van hen, die zich onderscheidden door hun vakmanschap, hetgeen bij de grote softwarehuizen al lang niet meer vanzelfsprekend is.
Pim vertelde trots over de bedrijfsfilosofie en over produkten, die het bedrijf heeft ontwikkeld. Eén van de pijlers van de bedrijfsfilosofie is het zeer selectief aannemen en ontwikkelen van IT-personeel. En dat leidt mij tot een klein uitstapje naar de kwaliteitstheorie.

Bij de afdeling Organisatie van AMEV verdiepten wij ons 20 jaar geleden in de kwaliteitstheorie en coördineerden verschillende bedrijfsbrede kwaliteitscampagnes. Eén van de eye-openers is dan, dat je vooral vóóraf moet investeren in kwaliteit. Dus voordat je produktieproces überhaupt begint. Door goed personeel te selecteren, door je processen simpel en transparant te maken, door opleiding en communicatie, door te garanderen dat alleen schone input het proces in mag enzovoort. Dat lijken open deuren, maar het is schering en inslag om daar geen aandacht aan te geven. De consequentie is, dat je per saldo veel tijd en geld kwijt bent aan controle tijdens het proces en herstel van opgetreden fouten.

Samengevat zien de kwaliteitskosten er als volgt uit:
Kosten voor Preventie om de zaken perfect te regelen voordat je produktieproces begint.
Kosten voor Controle om tijdens je produktieproces de kwaliteit van de (tussen)produkten te volgen. Deze controlekosten kun je minimaliseren, als je Preventie goed is. Dat wil zeggen, dat de mensen, de processen en de systemen zo goed functioneren, dat de foutkans gering is.
Ten slotte zijn er kosten voor Herstel: als tijdens of na het produktieproces blijkt, dat er foutieve (tussen)produkten zijn afgeleverd, moeten deze worden hersteld. Dat is duur en de grootste kosten treden op, als het foutieve produkt al bij de klant is afgeleverd. Dan is er sprake van ‘rework’, schadeclaims en imagoverlies. Deze herstelkosten worden óók teruggebracht, als de Preventie van hoog niveau is.

Hieraan moest ik denken, toen ik hoorde dat Info Support een aantal recruitmentspecialisten fulltime aan werving laat werken. Specialisten die ook rechtstreeks aan de hoogste baas rapporteren. Deze selectie, gevolgd door intensieve opleidingen en regelmatige intervisie vormen de basis voor het optimaal functioneren van professionals. Want in dit vak is het dodelijk voor de voortgang van projecten en de klanttevredenheid, als tijdens de werkzaamheden fouten worden gemaakt en als eindprodukten niet aan de afgesproken eisen voldoen.

Pim vergeleek deze filosofie met de cultuur van het oude Volmac en als oud-Volmaccer kan ik dat onderschrijven. Info Support realiseert zich goed, dat de kwaliteit voor een groot deel wordt bepaald door de mensen. Zelf kan ik wel een paar eigenschappen bedenken van mensen die je moet aannemen: goed opgeleid, intelligent, integer, loyaal, primair geinteresseerd in hun vak en niet primair getriggerd door geld en status. Persoonlijk heb ik bij grote softwarebedrijven altijd mijn vraagtekens gezet bij het fenomeen, dat piepjonge programmeurs ambiëren om binnen zeer korte tijd uit te groeien tot (project)manager, business consultant en boardroom advisor (echt waargenomen!). Dat zijn allemaal uitwassen van het MBA-tijdperk, waarin het managen van het bedrijf geheel los gezien werd van de inhoud. Bij die uitwassen werd gedacht, dat je een bedrijf kunt managen zonder enige diepgang qua kennis van de produkten, de bedrijfsprocessen, de bedrijfshistorie, de mensen en de klanten. Lees nog maar eens mijn posting van 29 oktober 2007 over Slow Management.

Thuis heb ik nog wat promotiemateriaal van Info Support doorgenomen. Dat ziet er goed uit.
Bij de testimonials zitten een aantal tevreden klanten uit de Zorgsector. Het systeem Medicininfo (initiatief van zorgverzekeraars CZ en VGZ) verstrekt informatie over ziekte en gezondheid. Info Support otwikkelde een CMS (content management systeem) dat de actualiteit en kwaliteit van de informatie garandeert, maar waarbij de content van alle systemen van diverse instituten gepresenteerd kan worden in de eigen huisstijl. Ik moest even denken aan staatssecretaris Heemskerk, die open source voor de overheid propageert en onlangs bijvoorbeeld voor CMS open source propageerde. Maar in de discussie blijkt wel, dat een maatwerk-oplossing voor een CMS grote voordelen kan hebben. En daarvoor is bij Medicininfo gekozen. Verder is er een testimonial van de VGZ Zorgkantoren; het gemeenschappelijke Verstrekkingenportaal bespaart 3.1 miljoen euro per jaar! Er zijn in ketens zoals in de zorgsector heel veel efficiencyvoordelen te behalen met ICT. Lees ook maar eens mijn posting over Maatschappelijke Sectoren & ICT van 2 augustus j.l.

Ten slotte is er interessante documentatie over de ontwikkelstraat van Info Support. In feite een flink geautomatiseerde ondersteuning van de professionalisering van de systeembouwers. Met name dacht ik erover na, in hoeverre de Demand-module in mijn tijd bij de UWV Polisadministratie de business had kunnen helpen om de voortgang van de systeembouw transparanter te maken en de afhankelijkheid van de ontwikkelaars (bij Cap in Utrecht en India) te verminderen. Hoewel we als ‘demand’- organisatie alle use cases (de functionele specs) opleverden, was je geheel afhankelijk van de systeemontwikkelaars als je wilde weten, hoe de voortgang van de bouw was. Pas na oplevering van nieuwe releases voor de Functionele Acceptatietest kreeg je weer een idee van de kwaliteit van de opgeleverde produkten. Er is een testimonial van een manager systeemontwikkeling van verzekeraar Univé, die uitlegt dat via Project Portal (een Sharepoint toepassing) diverse stakeholders de voor hen relevante gegevens over voortgang en kwaliteit op dagbasis kunnen volgen. Als dat echt zo werkt, is dat een geweldige stap in de richting van transparantie van ICT-projecten!

Tuesday, August 18, 2009

Elektronisch Patientendossier EPD

Het afgelopen jaar was er veel te lezen en te horen over de invoering van het Elektronisch Patienten Dossier. Dit is typisch zo’n groot nationaal project, dat ik met interesse volg vanwege de grote risico’s van mislukking en uit de rails lopen, die deze projecten vaak met zich brengen. Het is duidelijk, dat het maatschappelijke debat in volle gang is. De minister, gesteund door enige maatschappelijke groeperingen, duwt wat hij kan om het EPD te realiseren. Daarentegen zijn er diverse groepen, die luid en duidelijk daartegen ageren. Hieronder een aantal gebeurtenissen in 2008 en 2009.

- Minister Klink wil met een wet de invoering van het EPD nog in 2009 realiseren.
- Veel burgers protesteren omdat ze vrezen voor hun privacy. Recentelijk worden ze daarin bevestigd door het College Bescherming Persoonsgegevens.
- Artsenorganisaties protesteren tegen de centralistische sturing en de snelheid van de invoering.
- Ziekenhuizen zeggen er niet klaar voor te zijn.
- Landelijke enquetes komen met tegengestelde conclusies over de mening van ‘de Nederlander’.

Er is sprake van een bepaalde dwang vanuit het ministerie van VWS, de eindverantwoordelijken voor de volksgezondheid in Nederland. Zelf heb ik begrip voor de ‘technocratische’ benadering door het ministerie van Volksgezondheid. Want het éénmalig en op één logische plek bewaren van de patiëntengegevens lijkt in het belang van een patient, die waar dan ook en op welk moment dan ook bijvoorbeeld plotseling in een ziekenhuis moet worden opgenomen. Heel concreet is uitgerekend, hoeveel verkeerde medicatie had kunnen worden voorkomen als de juiste gegevens van een patient beschikbaar waren geweest. Maar aan de andere kant kan je zo’n belangrijke verandering niet geforceerd invoeren. Je vraagt dan om technische mislukkingen zoals bij grote automatiseringsprojecten steeds weer blijkt. Bovendien lukt het niet, als je niet draagvlak creëert bij zorgverleners en burgers. En bij die laatste groepen zit veel weerstand.
Minister Klink lijkt zich de veranderkundige aspecten van zo’n grootschalige invoering goed te realiseren, zoals blijkt uit een interview in Digitaal Bestuur.

Bij het ECP-congres in december 2008 hoorde ik presentaties over het Elektronisch Patienten Dossier. Bijvoorbeeld een hele positieve beoordeling door het Patientenplatform. Maar vanuit de zaal golfde de weerstand naar voren. Ik vond die weerstand emotioneel en vaak gebaseerd op verkeerde vooronderstellingen. (“Straks kunnen werkgevers voor het aanstellen van een nieuwe werknemer rondneuzen in zijn EPD.”) En kort daarvoor had minister Klink bij alle Nederlanders een brief laten bezorgen met uitleg en de mogelijkheid om medewerking aan het EPD te weigeren. Een hoog percentage (15%) van de mensen weigerde, naar later bleek zonder te begrijpen waarover het eigenlijk ging. Te snel allemaal dus en te technocratisch “uitgerold”.

Naast het geharrewar over EPD-invoering door de medische wereld is er nog een hele andere interessante ontwikkeling. En dat zijn de zogenaamde Electronic Health Records, die partijen als Google en Microsoft ter beschikking stellen aan burgers. Het initiatief daarbij ligt dus niet bij de medische wereld (de zorgverlener), maar bij de burger (de zorgvrager). Ik zal daar nog eens een aparte posting aan wijden, maar geef alvast een voorbeeld van een enthousiaste toepassing van deze E.H.R.’s.

Hoewel de Nederlandse Patienten Federatie m.b.v. NIPO constateert, dat de meeste Nederlanders positief staan tegenover de invoering van het EPD, was op
20 mei 2009 in de kranten te lezen, dat de meeste Nederlanders geen EPD willen volgens onderzoeker Maurice de Hondt. Als ik zo’n verhaal lees, vraag ik mij af, vanuit welke optiek de mensen zijn benaderd en welke vraagstellingen aan hen zijn voorgelegd. Ik zou zeggen: Laat de invoering van het EPD gewoon doorgaan met uitsluiting van de mensen, die dat niet willen. Zoals ook Klink dat ziet. Deze mensen zullen het wel merken, als ze ooit geconfronteerd worden met tekortschietende medische zorg vanwege het feit, dat hun gegevens niet beschikbaar waren. Wie zijn kontje brandt moet op de blaren zitten…..

Als uitsmijter een rapport van bureau CSC, die in de Verenigde Staten hebben onderzocht welke best practices er elders op de wereld zijn om de Amerikaanse gezondheidszorg te verbeteren, hetgeen zoals bekend een hoge prioriteit is van president Obama en de democratische partij. Het rapport ‘Accomplishing Ehealth: Lessons from Europe” prijst o.a. de Nederlandse centraal geleide initiatieven. Deze initiatieven zijn zeer waardevol zoals Klink al betoogde, maar Amerikaanse consultants kunnen het altijd nog mooier verwoorden. Lees maar het volgende citaat uit hun conclusies: ‘Studies have shown the eHealth initiatives that include electronic health record (EHR) systems connected to a health information exchange (HIE) result in reduction in redundant tests, increases administrative efficiencies, and speeds
processing of referrals, prescriptions, and hospital discharges. eHealth can
improve patient safety by eliminating transcription mistakes, thereby reducing
medication errors and adverse drug events. In addition, the capture and
exchange of patient clinical data opens the door to new alternatives to face-to-face
care provider visits which are equally effective, less costly and more
efficient for patients and providers.’

Sunday, August 2, 2009

Opschaling van maatschappelijk relevante ICT-toepassingen

Het ICTU-programma M&ICT (Maatschappelijke sectoren en ICT) organiseert in de periode 2005-2009 twaalf prijsvragen. ICT-toepassingen kunnen meedingen en als ze winnen, wordt een bedrag gedoneerd om verdere uitrol van deze applicatie te bevorderen.

Op 4 juni 2009 organiseerde M&ICT een congres in de Utrechtse Jaarbeurs in het Media Plaza, een prachtig congrescentrum met een innovatieve architectuur. Rondom de centrale congreszaal was een grote ruimte, waarin diverse ICT-toepassingen zich manifesteerden. De meeste waren prijswinnaars van de 10 prijsvragen die M&ICT sedert 2005 uitschreef.
Het congres werd ingeleid door staatssecretaris Frank Heemskerk, de verantwoordelijke bewindsman, en Doekle Terpstra, voorzitter van de HBO-raad. Onderwijs is namelijk naast Zorg, Veiligheid en Mobiliteit één van de maatschappelijke sectoren waarop het programma zich richt.

Frank Heemskerk had ik al eerder gezien bij het Electronic Commerce Platform ECP. Ik zie hem als een resultaatgerichte en betrokken man. Hij is ook pleitbezorger voor open software en verantwoordelijk voor de beleidsdoelstelling ‘Nederland Open In Verbinding’.
Hij vertelde, dat hij zijn IT-afdeling vroeg om zijn pc uit te rusten met open software en dat daarbij wel enige weestand te overwinnen was. Iemand die doet aan ‘Practice what you preach!’ Hij heeft dezelfde positieve uitstraling als staatssecretaris Ank Bijleveld die ook wel eens optreedt als het gaat om innovatie en ICT. Ze zijn authentiek.
Heemskerk werd gevraagd naar de doelstelling van 25 procent verlichting in de administratieve lasten. Hij beseft, dat hij dan concrete voorbeelden moet noemen, en doet dat ook. Een praktisch en resultaatgerichte man, die zich niet verliest in wollig gepraat zoals de spreker, die na hem volgde.

Eén van de prijsvraagwinnaars in de afgelopen jaren is een politie-auto vol van technische hoogstandjes. Deze scant tijdens het rijden kentekens en signaleert kentekens, die bijvoorbeeld nog een boete moeten betalen. Heemskerk vertelt, dat de politie vandaag ook met deze hightech-auto hier is. De agent in de zaal staat op en vertelt, dat hij vandaag parkeerde bij de Jaarbeurs en dat er een alarm afging, omdat de scanner op het parkeerterrein een gestolen auto aantrof. De agent meldt, dat de auto intussen is weggehaald. En Heemskerk kan gevat opmerken, dat als de chauffeur van deze VW Golf in de zaal is, hij op tijd weg moet om een trein te vinden!

Heemskerk vertelt desgevraagd, dat het programma M&ICT in 2009 stopt omdat het voor een bepaalde periode (2005-2009) en met een bepaald budget was aangegaan. En daar komt nu een einde aan. Hij gaat wel evalueren en als blijkt, dat dit programma wel degelijk succesvol is in het opschalen van waardevolle initiatieven, dan gaat hij op zoek naar geld. Een verstandige aanpak en ik ben intussen ook zeer nieuwsgierig naar deze evaluatie. Want sommige projecten, waarmee ik kennismaakte zijn echt de moeite waard en potentieel van groot maatschappelijk belang.

De tweede spreker was Doekle Terpstra, voorzitter van de HBO-raad. Hij is ontegenzeggelijk enthousiast en weet waarschijnlijk zijn mensen aan te moedigen, maar zijn betoog gaat nergens over en voor ik het weet zat ik te geeuwen: “Enthousiasme, synergie, opschalen, samenwerking, elkaar versterken, een geweldig team in het hbo, er zijn veel kansen, hogescholen zijn belangrijk, maatschappelijk relevant, natuurlijk grote rol voor ICT” etc. Ook erg tokonaal en helemaal bezeten van het HBO, zo’n beetje de drager van Nederland volgens hem. Ik hoorde hem ooit zeggen, dat hij Sociale Academie heeft gedaan en dat hij het een slechte opleiding vond. Bij velen was dat al lang bekend want in de jaren zeventig zaten alle luiwammesen en nonvaleurs van Nederland, zowel cursisten ( ik weiger ze nog altijd studenten te noemen) als docenten, daar zichzelf belangrijk te vinden. Maar hij heeft wel iets van de nivellerende filosofie van die groep meegekregen. Citaat: “Wij vinden altijd, dat de nederlandse research niets voorstelt, maar nu ik me erin verdiep zie ik pas wat een topniveau daar gehaald wordt.” Wij, die wel inzicht hebben in het nederlandse Wetenschappelijk Onderwijs weten al lang, dat diverse wetenschappelijke instellingen in internationale vergelijkingen hoog scoren. En vooral mijn eigen Utrecht is daarin prominent…..

Er zijn doeners en praters. De inleiders demonstreerden dat weer eens. Je hebt ze allebei nodig, maar op beslissende momenten zijn het toch de doeners die de resultaten tot stand brengen.

Ik zal t.z.t. nog eens op mijn weblog enige toepassingen beschrijven, die door het programma M&ICT op de kaart zijn gezet. Zelf was ik vooral onder de indruk van de toepassingen in de Zorg. Deze sector legt een groot beslag op het nationale budget en verhoging van efficiëntie en kwaliteit door toepassing van ICT is alleszins mogelijk. Eén voorbeeldje dan maar:
Telefysiek won in 2007 de tweede prijsvraag van het Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT. Telefysiek maakt beelden van houdings- en bewegingsproblematiek van een patient en laat diverse zorgverleners op verschillende plaatsen (met elkaar) kijken naar die beelden. Met het gewonnen prijsgeld wordt het video teleconsult weer verder opgeschaald. Vier zorginstellingen voeren nu deze dienst uit. Zorgverleners uit eerste lijn (huisartsen), tweede en derde lijns zorg (specialisten) kunnen de patient zien bewegen en daarover overleg plegen. Patienten kunnen zo langer in de eerste lijn blijven; ze worden niet doorverwezen, maar de expertise van de specialisten is voor hen wel beschikbaar. Technisch gezien zijn de prijswinnende applicaties simpel (eenvoudige combinaties van beschikbare technieken), maar het probleem is, dat diverse partijen in een keten niet in staat zijn om samen een nieuwe werkwijze te adopteren. Het programma M&ICT ambieert om dit zogenaamde ‘systeemfalen’ op te lossen: De technieken zijn beschikbaar, maar de partijen in een keten vinden elkaar niet. Of zijn zich niet bewust van de mogelijkheden of weten niet hoe ze het moeten aanpakken. Ik ben benieuwd, wat de slotevaluatie van Heemskerk zal concluderen over het niveau van de bereikte ‘opschaling’ van Telefysiek en andere prijswinnende applicaties..

Thursday, July 23, 2009

Een foutloos klantgericht proces

Als professional weet je van procesontwerp en procesverbetering. En wanneer je als klant onverwacht te maken krijgt met een echt klantgericht proces, herken je die kwaliteit en voelt dat als een warm bad. Dat voelde ik zelf in ieder geval toen ik deze zomer in Zuidwest-Frankrijk van de A10 afging om even een hapje te halen bij de lokale vestiging van MacDonalds. Ik kende ongeveer het principe van de MacDonalds drive-in, dus volgde ik de borden die dat aanwezen.
Vervolgens doorliep ik tot mijn verbazing drie perfect werkende processtappen:
1. Een glimlachend meisje met een handheld invoerapparaatje stond buiten, nam de bestelling op en meldde de prijs, 5 euro 10. We konden doorrijden naar haar collega om de hoek.
2. Die collega nam het geld aan en reikte ons de leverbon aan.
3. Een deur verder werd ons de papieren zak met hamburgers aangereikt.
4. En daarbij steeds die vriendelijke en attente behandeling.
We waren minder dan 5 minuten op het terrein en gingen weg met een glimlach vanwege de vriendelijke en vlotte bediening!

Nu kan ik me de volgende reacties voorstellen. Zoals ik ze trouwens ook vaak hoorde van leidinggevenden in bedrijven, waar het kwaliteitsniveau echt wel hoger kon.
1. Wat is daar nou voor bijzonders aan? Antwoord: Het is bijzonder, omdat in 9 van de 10 gevallen processen niét glad lopen. En omdat mensen meestal te maken krijgen met haperende klantprocessen of nog erger.
2. Maar daar hoef je toch geen speciale kwaliteitscampagnes voor te voeren? Dat dóé je toch gewoon. Antwoord: Juist omdat bedrijven er geen moeite voor willen doen blijft het kwaliteitsniveau op een laag niveau. De bedrijven die uitblinken in kwaliteit worden gekenmerkt door een absolute en compromisloze inzet voor kwaliteit en een complete intolerantie voor fouten. En die intolerantie voor fouten richt zich niet op de mensen maar op de processen, m.n. ontwerp en inrichting van de processen.

Ooit hield ex-voetbaltrainer Barry Hughes motivatiebijeenkomsten bij bedrijven. Eén van zijn favoriete voorbeelden was daarbij MacDonalds. Hij wees op de attente, vriendelijke, klantgerichte houding van de jongens en meisjes, die daar werken. (En vergeleek dat met de norse, slome en onverstaanbare antwoorden van geïnterviewde profvoetballers.) Daar moet ik nu aan terugdenken. Want je moet natuurlijk het proces goed ontwerpen, beschrijven en inrichten, maar uiteindelijk wordt het waargemaakt door de mensen die het proces voor de klant uitvoeren. En hoewel ik geen inzicht heb in het personeelsbeleid van MacDonalds, bewijst de praktijk, dat zij in hun werving, selectie en opleiding de juiste aanpak hebben gevonden

Je zou nog kunnen argumenteren, dat het makkelijker is om in een kleine MacDonalds-vestiging een klantgerichte cultuur te handhaven, omdat er maar 10 tot 20 mensen werken. En dat het dus voor een grote bank, verzekeraar of telefoniebedrijf veel moeilijker is. Maar het frappante is, dat MacDonalds dat dus realiseert in honderden vestigingen in Frankrijk en Nederland. En in duizenden vestigingen wereldwijd. Blijkbaar is het toch die eerder genoemde compromisloze inzet voor kwaliteit die in de cultuur is gebakken. Knap.

Saturday, July 11, 2009

De Beurs ‘Overheid en ICT’ 2009

Mijn eerste indruk was, dat deze beurs kleiner was in dan voorgaande jaren. Maar in de beurscatalogus lees ik dan, dat het aantal exposanten met 10% is gegroeid naar 145. Zou dat komen door het grote aantal kleine exposanten, waar in een stand van vier vierkante meter 1 of 2 personen achter een PC zitten te wachten op passanten?
In ieder geval kon ik de vertegenwoordigers van de elektronische overheid niet meer vinden (ICTU, Kenniscentrum etcetera). Wellicht oordelen zij, dat de standaarden en initiatieven die zij propageren al voldoende geland zijn bij overheden en leveranciers. En dat is volgens mij ook zo. Want als ik een indruk van deze beurs zou willen weergeven, zou dat zijn: implementatie van de elektronische overheid. Daarmee bedoel ik, dat het niet zozeer gaat om het propageren van nieuwe ideeën, maar vooral om daadwerkelijke invoering van allerlei overrijpe technische mogelijkheden. Er zijn intussen legio voorbeelden van loketten van overheden, die steeds nauwer geïntegreerd worden met de achterliggende back-offices.
En de leveranciers zullen zich meer dan ooit storten op de overheidsmarkt, nu financiële dienstverlening en industrie door de crisis voorlopig even de hand op de knip houden voor investeringen in ICT.

De beurscatalogus was verzorgd door Kluwer, een hoofdsponsor van deze beurs. Met name het tijdschrift Digitaal Bestuur heeft zich een plaats verworven binnen de e-overheid. Het internetforum van Digitaal Bestuur is een plaats waar actuele onderwerpen worden bediscussiëerd. Zie bijvoorbeeld mijn postings over Gateway van 27 maart j.l. en E-formulieren van 3 juni j.l. De speciale beurseditie van Digitaal Bestuur voerde o.a. een artikel “Pas op voor de midoffice hype”. De midoffice is de applicatielaag die gemeenten implementeren om de loketten te verbinden met allerlei bestaande applicaties en bestanden, waarin de relevante gegevens van burger en overheid zich bevinden. Beschreven wordt hoe sommige gemeenten daarbij verloren zijn geraakt in een te ambitieuze en te gecompliceerde aanpak. Het oude verhaal…. Ik herinner mij, dat ik een half jaar geleden in tijdschrift Proces&Document een interview las met de midoffice projectleider van Nieuwegein, één van de samenwerkende zogenaamde ANDEZ-gemeenten. Daarin bespeurde ik al de te zware aanpak: tientallen formulieren inventariseren en die planmatig gaan digitaliseren in plaats van te kiezen voor enkele simpele, maar veel gebruikte formulieren.

In het Open Source paviljoen luisterde ik naar een presentatie van AT Computing over een open source project bij het RIVM. Professioneel verhaal. Ik had in december 2007 al kennisgemaakt met AT Computing op het OSOSS congres in Den Haag. (Zie mijn posting 27 februari 2008). AT Computing is echt een club die ik er bij zou halen, als ik behoefte zou hebben aan een onafhankelijke en deskundige adviseur op het gebied van open source.
Bij RIVM zochten zij een pragmatische combinatie van open source en proprietary systemen.
Het systeemcluster van RIVM was te complex geworden en AT Computing deed een audit naar stabiliteit, schaalbaarheid en transparantie. O.a. door invoering van een nieuw Linuxplatform en door gebruik te maken van virtualisatie en storageconsolidatie werd de stabiliteit verbeterd.

Verder hoorde ik een verhaal van Circle Software over het gebruik van Microsoft Share Point voor het inrichten van portals en het invoeren van Document Management. De zaal zat stampvol en blijkbaar was dat ook zo geweest op de andere dagen. Goed verhaal. Een sales manager met priemende ogen, die de materie kende maar vooral het gehoor afspeurde op potentiele leads. En een managing consultant, die pragmatisch vertelde over de mogelijkheden en beperkingen van deze Microsoft-tool. Hoewel de zaal stampvol was, kwam er op het einde van de presentatie geen enkele vraag. Mijn conclusie: Veel mensen orienteren zich op deze oplossingen en zijn benieuwd naar Microsoft Share Point. Weinig mensen hebben al concrete stappen gezet om hun eigen vraagstukken op te lossen door digitalisering. Ideaal natuurlijk voor Circle Software, zo’n zaal vol mensen op zoek naar hulp…..

Die elektronische overheid schrijdt gestaag voort en het zal helpen, dat veel resources door de financiële crisis vanuit financiele dienstverlening en industrie hun weg zullen zoeken naar tot nu toe minder ontgonnen markten als overheid, zorg en onderwijs.

Friday, June 26, 2009

Actuarissen als kritische waarschuwers

Vanuit mijn betrokkenheid bij het Actuarieel Instituut weet ik, dat de beroepsgroep van actuarissen erg bezig is met haar positionering in de financiële wereld van de toekomst. Met name ziet zij zich een rol spelen in de discipline ‘Risicomanagement’. Vele jaren reeds zijn regelgeving en toezicht op verslaglegging en financiële verantwoording sterk in opkomst. Ondanks dat mochten we in 2008 de wereldwijde financiële crisis beleven, hetgeen de roep om meer regelgeving en toezicht nog zal versterken. Dat actuarissen qua analytische vaardigheden daarin een rol kunnen spelen, is evident. De vraag is natuurlijk welke eigenschappen, naast analytische vaardigheden, er nog meer vereist zijn om zich te profileren als de risicomanager bij uitstek.
Maandblad De Actuaris van mei 2009 besteedt aandacht aan het thema ‘Merger & Acquisitions’. Een reeks van artikelen over fusies, waardering van pensioenverplichtingen en acquisities tijdens de financiële crisis. Voor de gewenste profilering vind ik dat een goed gekozen special, want op het terrein van fusies zijn vele voorbeelden te noemen van fusies, die niet goed doordacht waren, met te weinig analyse vooraf en vooral gedreven door megalomaan denken van directeuren die te optimistisch alle risico’s onderschatten. Blijkbaar zijn er vaak in de top van het bedrijf veel megalomane denkers en meepraters, terwijl de deskundige en kritische denker ontbreekt. De leidinggevende teams zijn niet evenwichtig samengesteld.

Met name in de periode dat ik bij Cap Gemini werkte heb ik geleerd over de vorming van projectteams met speciale aandacht voor de teamsamenstelling. De teamrollen van Meredith Belbin waren daarbij leidraad.

De ervaring was, dat bij Cap de rol ‘bedrijfsman’ sterk was oververtegenwoordigd. Ze zijn belangrijk, maar voor het evenwicht moet je andere rollen erbij zoeken.
Van één rol heb ik geleerd, dat die beslist ingevuld moet worden, en dat is de rol van de ‘waarschuwer’ (ook wel ‘monitor’ genoemd). Ik vond van die rol de volgende treffende typering:
“Belbin’s observatoren hadden geconstateerd dat er in veel teams een soort “muurbloem”-type was dat zich eigenlijk niet of nauwelijks liet gelden totdat er gekozen moest worden. Op dat moment bleek deze muurbloem uitstekend in staat om voor en tegens af te wegen en een rationele, verstandige afweging te maken.
Belbin schrijft over dit type teamwerker: ‘... een serieuze, voorzichtige figuur die een soort ingebouwde immuniteit bezat voor enthousiasme. Hij nam de tijd om tot een besluit te komen want hij wilde altijd eerst goed over de dingen nadenken.’ Toen Belbin de persoonlijkheidstesten van deze types nader onderzocht bleek het te gaan om intelligente mensen met een betrekkelijk lage score op prestatiemotivatie. Beetje saaie types inderdaad, kritisch, niet zo creatief en enigszins op een afstand blijvend.
Een monitor stort zich beslist niet in het strijdgewoel. Een monitor wacht tot het stof is gaan liggen, ordent de zaken en stelt een beslissing voor. En omdat de monitor betrekkelijk neutraal de groepsprocessen heeft gevolgd kun je erop rekenen dat de monitor tot een verstandig besluit komt.
Net als de ‘plant’ is de monitor is in een team vaak een buitenbeentje. Toch verschillen ze sterk. De plant heeft de neiging om zich af te zonderen. Die neiging heeft de monitor niet. Het is net alsof de monitor al zijn denkkracht aanwendt om de verschillende mogelijkheden door te rekenen terwijl de anderen zich vaak richten op maar één mogelijkheid. De monitor is daardoor niet zo gefocust op wat er in de groep gebeurt. En diep in z’n hart maakt de monitor dat ook niet zo heel erg veel uit. Tja, de monitor is nu eenmaal niet zo’n groepsdier.”
Ik moet zeggen, dat deze beschrijving redelijk past op vele actuarissen, die ik heb leren kennen. Een figuur dus, die zich niet zal opdringen, maar die voor bepaalde situaties uiterst noodzakelijk is. Ik verwijs weer even naar de financiele crisis, waar grote groepen intelligente mensen voortstormden naar de afgrond en er onvoldoende ruimte is geweest voor de ‘waarschuwers’. Op het jaarcongres van het Actuarieel Genootschap beschreef emotie-econoom Henriette Prast, hoe mensen lijden aan misplaatst positivisme: optimistisch kansen overschatten, informatie selectief en te gunstig interpreteren e.d. Zij spoorde de actuarissen aan om het slechte nieuws, dat niemand wil horen, te blijven brengen.
Het is de uitdaging voor actuarissen om zich in besluitvormingsproces te kwalificeren voor die rol. In mijn ervaring zijn er twee voorwaarden voor de verwerving van zo’n rol:
Ten eerste moet je de geambieerde rol verdienen. En ten tweede moeten eindbeslissers ook nadrukkelijk deze rol wensen en een plaats willen geven.
Ten aanzien van het eerste zien we het Actuarieel Genootschap actief opereren. In voornoemd maandblad De Actuaris meldt de voorzitter van het AG, dat een werkgroep van het AG veel publiciteit scoorde omdat al vroeg in 2008 een studie was gestart over de consequenties van verhoging van de AOW-leeftijd. En dat het AG de komende jaren werkt aan profilering op de onderwerpen Solvency II en Enterprise Risk Management.
En ten aanzien van het tweede is het gunstig voor de beroepsgroep, dat door de financiële crisis het bewustzijn is gegroeid, dat onafhankelijke, deskundige en kritische professionals betrokken moeten worden bij het beoordelen van risico’s.

Tuesday, June 16, 2009

Kosten-batenanalyses voor ICT-projecten

Het Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT organiseerde in het voorjaar workshops over dit onderwerp. Daarin werd de leidraad Kosten-batenanalyses toegelicht. Deze is door bureau Ecorys in opdracht van het ministerie van Economische Zaken ontwikkeld. Met als doel om voor ICT-projecten realistische kosten-batenanalyses te maken, zodat de besluitvorming daaromtrent kan worden verbeterd.

Na het volgen van deze workshop moet ik zeggen, dat deze echt een waardevolle handreiking biedt en dat het aangeboden materiaal van kwalitatief hoog niveau is.
Het blijft belangrijk om de basale vragen niet te vergeten:
Bereiken wij wel de doelen die wij nastreven?
Is er een alternatieve en meer geschikte manier om de dienstverlening te verbeteren?
Levert het project wel meer op voor de maatschappij dan het heeft gekost?
Interessant is ook het onderscheid dat gemaakt wordt tussen de begrippen KBA en de veel gebruikte term business case. De KBA probeert alle maatschappelijke effecten mee te rekenen, waar een business case zich beperkt tot de effecten die voor een bepaalde organisatie relevant zijn.
Deze KBA is een verbijzondering van de zogenaamde OEI-leidraad. In 2000 is in een kabinetsbesluit vastgesteld, dat voor alle projecten van nationaal belang een kosten-batenanalyse moet worden opgesteld conform de OEI-leidraad. (Het mislukken van grote projecten blijft overigens in Nederland voortdurend een bron van zorg. Op maandag 6 april j.l. las ik in het Algemeen Dagblad een artikel over het ‘debacle met de Noord-Zuidlijn’ van de Amsterdamse metro. Daarin beweert Professor Hennes de Ridder van TU Delft stellig, dat wij in Nederland niet kunnen omgaan met ingewikkelde bouwprocessen. En voorts rapporteerde in 2008 de Algemene Rekenkamer over het mislukken van grote ICT-projecten van de overheid.)

De opzet van deze leidraad is methodisch. Het is duidelijk dat hier serieuze economen achter zitten. Persoonlijk heb ik bij diverse gelegenheden bijdragen geleverd aan kosten baten analyses, maar ik heb nooit zo’n methodische benadering gezien als in deze leidraad.
Hoewel de leidraad heel methodisch is opgezet, wordt ook nuance ingebracht. Want niet altijd is het verantwoord om heel precies en heel diepgaand de kosten-batenanalyse door te voeren. De leidraad bevat een checklist om te bepalen hoe ver je moet gaan met de diepgang van je kosten-batenanalyse. Maar ook bij een ‘light’-uitvoering van de KBA doorloop je wel alle relevante stappen.
Al met al worden van overheidswege goede pogingen ondernomen om te leren bij het voorbereiden en uitvoeren van projecten. Eerder schreef ik al eens over het toepassen van de Gateway-methodiek, zoals aanbevolen door de Rekenkamer na hun onderzoek naar het mislukken van grote ICT-projecten van de overheid. En nu dan deze handreiking kosten-baten analyse om het rekenwerk vooraf professioneel en objectief uit te voeren. Het is nu zaak om ook te ‘handhaven’ (om maar een overheidsterm te gebruiken), dat die professionele aanpakken ook daadwerkelijk serieus worden toegepast. Want het probleem is altijd weer dat Opportunisme, Naïviteit en Machtsspellen de keuzes lijken te bepalen.

Voor liefhebbers is de complete leidraad van 80 pagina’s als PDF-document te downloaden via de link naar ICTU.

Wednesday, June 3, 2009

e-Formulieren

ICTU ontwikkelt bouwstenen voor de elektronische overheid.
Daartoe stuurt zij diverse programma’s aan. Eén van die programma’s is eFormulieren.
Dat programma helpt overheden (m.n. gemeenten) om elektronische formulieren te gaan gebruiken. Op het forum van Digitaal Bestuur verscheen een zeer kritisch artikel over de prestaties van het programma. En ik heb gemeend in deze discussie een duit in het zakje te doen:

QUOTE
Ik las voorgaand kritisch artikel over het programma eFormulieren, maar vind, dat je er ook heel anders naar kunt kijken. Met verwijzing naar het gezegde: De fles is half leeg, maar je kunt hem ook beschouwen als half vol.

Vastgesteld wordt, dat het programma eFormulieren naar het oordeel van de auteur tekortschiet en dat het programma links en rechts wordt ingehaald door initiatieven in de markt. De markt wordt hier gevormd door innovatieve leveranciers en pionierende gemeentelijke overheden.
Mijns inziens is de rol van ICTU vooral om zaken in gang te zetten, de mogelijkheden van nieuwe technologie te propageren en ontwikkelingen te katalyseren. Ik vind het niet vreemd, dat centrale sturing van zo’n groot domein, omvattende alle Nederlandse overheden, zijn grenzen heeft. En ik vind het zelfs wenselijk, dat de markt niet afwacht en zelf innovatieve ontwikkelingen initieert.
Dan kan de centrale sturing zich beperken tot de randvoorwaarden en de architectuur, zoals NORA doet. Want decentrale ontwikkelingen zijn goed, mits overheden wel kunnen blijven samenwerken. Geen eilandautomatisering dus.
En wat de kosten betreft, is er niets nieuws onder de zon. Achteraf gezien kan het altijd goedkoper, maar dan is het ook geen innovatie meer maar een herhaalprodukt.

Concluderend: ICTU heeft met eFormulieren veel in gang gezet en gaat daarmee door. Daarnaast is het niet erg, dat anderen initatief nemen en op bepaalde terreinen ICTU overbodig maken.
UNQUOTE

Tuesday, May 19, 2009

Zorg&ICT

Van 18 tot20 maart werd de beurs Zorg&ICT in Utrecht gehouden. Vakblad Zorg-magazine.nl schrijft over deze beurs: ‘De zorgsector is er één waar groei inzit. Was het tot enkele jaren geleden zo dat de zorg de kat uit de boom keek, nu leeft meer dan ooit het besef dat de inzet van ICT de kwaliteit van de zorg verbetert.’ Onderstaande indrukken vormen uiteraard maar een hele kleine greep uit de veelheid van exposanten ter plekke.
Op de beurs ontmoette ik een oude collega, die ook vanouds gericht was op de elektronische overheid maar zijn belangstelling heeft ontwikkeld naar de snel ontwikkelende zorgsector. Sedert januari j.l. is hij zelfs een weblog gaan bijhouden over mobiele toepassingen in de zorg. Als medeblogger begrijp ik iets van zijn drijfveren. Hij slaagt erin om dagelijks over ontwikkelingen te schrijven, hetgeen veel inzet en onderzoek vraagt. Petje af daarvoor.

Grote speler IBM was goed vertegenwoordigd op de beurs. Zij zien als belangrijke aanbieder van middleware mogelijkheden om verbindingen te leggen in het verzuilde applicatielandschap in de zorg. En spelen een rol in IHE (Integrating the Healthcare Enterprise), een onafhankelijk internationaal samenwerkingsverband van gebruikers en leveranciers in de zorgsector.
Ik heb in eerdere postings regelmatig mijn bewondering laten blijken voor de veerkracht en de kwaliteit van dit bedrijf. En ook nu weer toonden zij in kort bestek hun brede inzet op het terrein van de zorg. Op die markt krijgen zij natuurlijke massieve impulsen op hun thuismarkt Amerika. De tweede spreker, een ingenieur uit Duitsland, was een typische lifelong IBM-techneut. Had zijn hele carrière uiteraard Engels gesproken en het was alsof ik Arnold Schwarzenegger hoorde spreken. (Hetgeen ik ervaar als een sympathieke klank.) Zijn verhaal over massale gegevensopslag vond ik echter niet passend bij de gemiddelde beursbezoeker (veel mensen die wegliepen of in slaap vielen), maar het toonde aan, waar vanouds de kracht van IBM wortelt, namelijk in de hardware.

Sprekers over informatiebeveiliging zoek ik altijd op, want daar blijf ik van leren. Ditmaal was er een spreker van Symantec, dat o.a. de Nortonsuite voert. In de Zorg blijkt security een issue te zijn gezien recente publicaties. De awareness is nog erg laag. (Passwords op de PC plakken en uitwisselen, gegevens laten slingeren etc.)
De spreker van Symantec had de trends in Gezondheid opgezocht. Hij noemde geen bron, maar het leek mij een herkenbare opsomming
1. Het foutenpercentage in de zorg terugbrengen.
2. Upgrade van klinische systemen.
3. EPD implementatie conform NEN7510.
4. Continuiteit de processen
5. Integratie van multivendorsystemen.
Daarna liep hij de hoofdstukken van NEN na en matchte deze met de 6 competenties van Symantec. Een systematische aanpak, voor mij verhelderend en leerzaam. Voor het inventarisren van het beveiligingsbeleid opperde hij de volgende stappen:
- Eerst inventariseren wat je hebt aan hardware;
- Inventariseer je gegevens en zie of data het netwerk verlaat;
- Inventariseer de software; wie gebruikt wat?;
- Koppel die inventarisatie aan de licentiekosten;
- Bepaal de awareness voor technologie; (Daar zijn hulpmiddelen voor zoals games.)

De firma Furore besprak de mogelijkheden van zogenaamde Personal Health Records, PHR’s. Het fenomeen van de PHR is in Amerika al wijd verbreid. Wij kennen de voorbeelden als Microsoft Health Vault en Google Health, maar in de VS zijn er ongeveer 200 van die applicaties. Het is een uiting van het feit, dat de patient steeds mondiger wordt en graag wil participeren in zijn gezondheidszorg. De spreker vergeleek de mogelijkheden met die van het Elektronisch Patientendossier (EPD) dat we in Nederland kennen. Een duidelijk verschil is dat PHR’s worden beheerd en gebruikt door de patient en dat ons EPD vooral is ontwikkeld als een behoefte van de zorgverlener. Ik zal nog wel eens meer uitgebreid terugkomen op het fenomeen EPD.

Thursday, May 7, 2009

ZZP’ ers

Onlangs luisterde ik naar Business Network Radio, waar tijdens lunchtijd de bekende beleggingsanalist Kees de Kort zijn visie gaf op de crisis en de recente prognoses van het CBS. De Kort is altijd een ras pessimist en kraakte dus de cijfers van het CBS als zijnde te optimistisch. Eén opmerking die hij maakte, vond ik echter wel degelijk hout snijden. CBS rapporteerde namelijk, dat de stijging van de werkloosheid meevalt. Waarop De Kort stelde, dat in de Nederlandse economie van heden ten dage een groot deel van het werk wordt gedaan door uitzendkrachten en zzp’ers. En als bedrijven de activiteit terugdraaien, zullen ze al eerste deze categorieën medewerkers afstoten. En hun ‘werkloosheid’ komt niet terug in de cijfers van het CBS.

Zzp’ers (Zelfstandigen zonder Personeel) associeerde ik zelf altijd met bouwvakkers, die niet meer ‘bij een baas’ maar voor eigen rekening hun diensten aanbieden. Maar in feite is een consultant, die als DGA van zijn éénmans-BV functioneert, ook een zzp’er. Een onderzoeker, die ik hieronder citeer, richtte zich vooral op het hogere segment van de zzp’ers. En hij introduceert het begrip ‘zelfstandige professional’.
Deze onderzoeker werd 8 april j.l. geportretteerd in de Kamer van Koophandel krant. Hij bevestigt, dat de meeste zzp’ers kiezen voor zelfstandigheid vanwege de onafhankelijkheid en het plezier. Arjan van den Born promoveerde 13 maart 2009 op het onderwerp ‘zelfstandige professional’.
Hij stelt, dat het succes van een zzp’er gerelateerd is aan zijn markt, zijn netwerk en zijn specialisme. Dat is niet verrassend. Het succes heeft overigens geen relatie met de motivatie van de zzp’er, zo stelt hij. Dat vind ik ook niet verrassend, want motivatie is een interne factor, terwijl de andere factoren externe en marktgedreven factoren zijn. En die bepalen of je als zzp’er in een markt een plek kunt veroveren en behouden. Wél verrassend vond ik de gegevens over gemiddelde jaaromzet van zzp’ers, gerubriceerd naar hun specialisme:

Interimmanagers 121.000 Euro
IT’ers 112k
Organisatieadviseurs 111k
Journalisten 50k
Kunstenaars 47k
Vertalers 36k
Gemiddelde van alle categorieën 85k

Voor veel mensen blijkt zelfstandigheid geen vetpot te zijn, want je moet je realiseren, dat leegloop, vakantie, ziekteverzuim, oudedagsvoorziening en alle beroepskosten door de zzp’er zelf moeten worden opgebracht. Het bevestigt wel de conclusie, dat de vrijheid en de arbeidssatisfactie voor deze zelfstandigen een belangrijke ‘motivator’ zijn en niet op de eerste plaats het materiële gewin.
Van den Born is optimistisch voor de toekomst. Hij verwacht structurele groei van het aantal freelancers. En stelt dat binnen grote bedrijven de veelbeschreven netwerkeconomie niet van de grond komt. En dat zzp’ers de enigen zijn, die de netwerkeconomie mogelijk kunnen maken.

Maar zzp’ers kunnen het zwaar hebben in de huidige crisis. In de huidige omstandigheden zullen velen door hun reserves heen geraken. Zo sprak ik onlangs een projectmanager, die ik heb leren kennen als een kundige professional, die altijd gemakkelijk nieuwe klussen vond. Hij was sedert september 2008 plotseling in een vacuum beland en zag na een half jaar het einde van zijn reserves in zicht komen. Uiteraard zal zo’n marksituatie ook gevolgen hebben voor de marktprijzen, de tarieven. Voornoemde projectmanager was intussen bereid om zijn tarief van 125 naar 60 euro omlaag te brengen. Op de site van Freelance.nl las ik daarover een discussie. Freelance is een intermediair tussen freelancers en opdrachtgevers. Sommige freelancers stelden, dat opdrachtgevers misbruik maken van de marktsituatie door de tarieven sterk af te knijpen. Freelance geeft daarop het volgende commentaar en daarmee ben ik het eens. De markt zal uiteindelijk het huidige evenwichtstarief bepalen. Uit nieuwsbrief Freelance eind maart 09:
“Volgens freelance.nl is het in het belang van iedereen die deelneemt aan de site om zich zo goed mogelijk te profileren. Een aangeboden opdracht en gevraagde vaardigheden van een freelancer moeten helder omschreven en duidelijk zijn. Een freelancer zal zich goed moeten
profileren en onderscheiden. Zo zal de beste match tussen vraag en aanbod mogelijk worden. Bij die match zal het tarief zeker tellen. De opdrachtgever krijgt wat hij wil en wat hij verdient. Voor de freelancer geldt dat ook. Een enthousiaste aanmelding als freelancer, en een professionele reactie als opdrachtgever leggen de basis voor vertrouwen. Zo groeit het aantal succesvolle matches. De meer dan nieuwe 100 opdrachten per dag (nergens in Nederland wordt op 1 plaats zoveel nieuw (tijdelijk) werk aangeboden) bevestigen het nut van
deze marktplaats voor een sterk groeiend aantal (pro-)freelancers en opdrachtgevers.”

Ten slotte ter overweging de gedachten van kennistheoreticus prof. dr Arnold Cornelis. Hij stelt in zijn boek ‘De vertraagde tijd’, dat de mens een bepaalde interne klok heeft, een ritme waarin hij zichzelf stuurt, werkt, leert en zich ontwikkelt. Naast die interne klok loopt een externe klok, het ritme waarin de omgeving, de maatschappij of het bedrijf eisen stelt aan een persoon. Wanneer die externe klok de interne klok overheerst heeft de persoon geen greep meer op zijn ontwikkeling; verminderde arbeidssatisfactie en burn-out zouden daaruit volgen. Volgens mij is dit ook een verklaring voor grotere tevredenheid en welbevinden van zzp’ers. Zij bepalen zelf in hoge mate, wat zij doen, waar zij werken, wanneer zij extra inspanningen willen leveren en wanneer het genoeg is.

Tuesday, April 28, 2009

Terugmeldfaciliteit binnen het Overheids Diensten Platform

Door mijn betrokkenheid bij het inrichten van de Polisadministratie is mijn belangstelling gegroeid voor het stelsel van Basisregistraties, dat binnen Nederland wordt ingevoerd. Inmiddels is er sprake van, dat er wel 15 van deze Basisregistraties zullen komen, waar op één plek bepaalde gegevens worden vastgelegd. Daarvan zullen burgers en overheden baat hebben t.a.v. kwaliteit en efficiency als ze voor hun functioneren behoefte hebben aan de betreffende gegevens.

Eén van de maatregelen om de kwaliteit van deze registraties te verbeteren is de zogenaamde Terugmeldvoorziening. Als burgers, bedrijven of overheden onjuistheden signaleren in een basisregistratie, dient er een voorziening te zijn om de signalen terug te koppelen naar de betreffende basisregistratie. Het binnenkort aflopende ICTU-programma Overheids Diensten Platform (ODP) organiseerde op 10 maart j.l. een Terugmelddag in Zeist om de oplevering en de status van de Terugmeldvoorziening toe te lichten.

Het zal niemand verbazen, dat met de oplevering van architectuurdocumenten en een technische oplossing (schermen) voor terugmelden van signalen alleen het eerste kleine stapje gezet is. En gelukkig blijkt, dat zowel de vertegenwoordigers van ODP als de vele vertegenwoordigers van gegevens-afnemers in de zaal zich dat heel goed realiseren.
· Vele gemeenten en andere afnemers moeten eerst hun processen hebben ingericht op het gebruik van basisregistraties en vervolgens op het terugmelden van eventuele signalen.
· Behalve het GBA (Gemeentelijke Bevolkingsadministratie) zijn de meeste basisregistraties nog maar in ontwikkeling.

Namens de gemeente Amsterdam sprak de directeur van de Dienst Personen en Geo-informatie. Hij beschreef, hoe ingewikkeld het is om in zo’n grote organisatie het gebruik van basisregistraties goed in te voeren, ook al is iedereen overtuigd van het nut ervan. T.a.v. de Terugmeldvoorziening maakte hij een treffende opmerking: Weliswaar is het nodig om fouten in basisregistraties achteraf te signaleren naar de bron, maar nog belangrijker is het om vooraf bij de vastlegging van gegevens in een basisregistraties kwaliteitsmaatregelen te treffen. In Amsterdam noemen ze dat ‘risicogestuurd handhaven’. Het komt erop neer, dat burgers of bedrijven, die gegevens willen laten vastleggen in een gemeenteadministratie op basis van risicoprofielen meer of minder worden gecontroleerd op de juistheid van hun beweringen. Helaas is het zo, dat burgers er belang bij kunnen hebben om foutieve gegevens bij de gemeente te registreren, zeker zolang registraties nog op meerdere plaatsen los van elkaar worden bijgehouden. Denk aan het frauduleus verkrijgen van studiebeurzen, bijstandsuitkering, AOW e.a.

Vanuit de gemeente Rotterdam was de verantwoordelijke projectmanager als spreker gekomen. Ik vond het een opvallend verschil, misschien toeval maar anderzijds voldeed het aan de heersende stereotypen: aan de ene kant Amsterdam (praten en visie), vertegenwoordigd door de directeur van een dienst, die sprak over beleid, organisatie en uitvoering. Aan de andere kant Rotterdam (doen en implementeren) vertegenwoordigd door een projectmanager vanuit de techniek, vooral bezig met implementeren.
De eerste schetst problemen met de (frauderende) burger en de ander vooral architectuur- en procesplaten. De tweede realiseerde zich overigens goed, dat de ‘harde’ componenten zoals architectuur en software niet het probleem vormen, maar wel de communicatie, processen en samenwerking tussen alle stakeholders. De crux noemt hij procesaanpassingen bij de bronhouder en awareness bij de afnemers.
Beide sprekers benadrukten, dat een stelsel (van basisregistraties) wordt bepaald door de zwakste schakel en vragen om landelijke coördinatie en het aanwijzen van één verantwoordelijke minister.

Deze ‘Terugmelddag’ illustreerde weer, dat de e-overheid stukje bij beetje vorm krijgt. Maar het duurt lang. En voor praktijkmensen is dat geen verrassing.

Sunday, April 19, 2009

Email ‘cold turkey’

Het zal ongeveer 1989 geweest zijn, dat ik deel uitmaakte van een reisgroep van AMEV Verzekeringen, die op uitnodiging van IBM in Duitsland verzekeraars bezocht om te zien, hoe deze omgingen met kantoorautomatisering. Eén van de toepassingen was e-mail. Wij zagen een toepassing, volgens mij MEMO geheten, die was ontwikkeld door en voor het Zweedse Volvo. IBM stond op het punt om hun “Office Vision” te lanceren.

AMEV besloot dus om op proef de email-toepassing van IBM te installeren en een aantal mensen van de afdeling Organisatie maakten zich sterk om de nieuwe toepassing te promoten, gebruikers enthousiast te maken en met hen toepassingen te bedenken. Het kostte best moeite om de schapen over de brug te krijgen en beetje bij beetje het gebruik op gang te brengen. De oude gewoonten, telefoneren en de frequente huispost, waren immers geheel ingesleten.
Maar in de loop van de negentiger jaren veroverde email de bedrijven en de kantoren. Email, in samenhang met Agenda en Archiveringsfuncties werden onmisbare hulpmiddelen voor managers, stafmedewerkers en uitvoerende specialisten. En internet tilde het bereik van email over de bedrijfsgrenzen heen.

Email werd zodanig dominant, dat ik mij wel eens heb afgevraagd of het voor sommigen een doel is geworden in plaats van een middel. Je kent ongetwijfeld ook mensen, die na 4 dagen afwezigheid van kantoor met enige trots melden, dat ze 450 mail in hun postbus hadden. Het feit, dat dit met trots werd gemeld, heb ik altijd als een uiting van incompetentie gezien. Want een goede manager zal niet al die 450 mails gaan lezen; hij moet immers een belangrijk deel van zijn tijd besteden aan andere essentiële menselijke contacten (klanten, medewerkers, bazen e.a.). En hij zal dus een systematiek moeten hanteren om de belangrijke boodschappen tot zich te nemen en de rest te delegeren, te bewaren of weg te gooien.

Was het dus twintig jaar geleden de vraag, hoe draagvlak voor email kon worden gevonden, tegenwoordig is het de vraag, hoe je kunt voorkomen, dat je volledig wordt overheerst door email! In dat verband vond ik het interessant, dat de Financial Times een experiment heeft gedaan om CEO’ s een week lang te laten werken zonder email. Een van de deelnemers schreef daarover een column onder de titel Email Cold Turkey. Cold Turkey is de harde manier om heroïneverslaafden af te laten kicken; dat betekent opsluiten, geen heroïne meer, ook geen vervangende middelen als methadon, maar keihard alle heftige ontwenningsverschijnselen laten gebeuren. Wel grappig om dit te vergelijken met het ontwennen van email, want dat zal voor velen ook zeer ingrijpend zijn.

Een deelnemers schrijft daarover, dat hij enerzijds heel gelukkig was met die ingreep:
“Toward the end of my week without e-mail, I was on the train to work and I actually felt sorry for all the poor e-mail slaves, although the week before I was one of them. I thought – look at those poor people chained to their machines. Unlike them, I felt relaxed and enjoyed the view.” Maar aan de andere kant realiseerde hij zich, dat hij na enige tijd buiten de businessprocessen kwam te staan. Want email is een beetje de bloedsomloop van bedrijven geworden.
Hij concludeert, dat je het nodig hebt, maar dat je andere kanalen ook de ruimte moet geven: mensen ontmoeten en met ze praten geeft informatie die de mail mist. Hij merkte ook, dat hij in de week zonder email minder effectief was als coordinator van processen, maar dat hij creatiever was en een betere peoplemanager. Voorwaar geen onbelangrijke winstpunten. (“Emotionally, e-mail makes you a bit more transaction-based rather than warm and friendly,” adds Mr Bauer. “And it can make you less sociable because you are so busy e-mailing.” )
Het is duidelijk, dat email (en internet) ons bereik geweldig hebben vergroot. Maar de goede professional zal ervoor waken, dat het een middel blijft, dat hij beheerst. En dat de mail dus niet zijn functioneren gaat bepalen.

Friday, April 10, 2009

NORA forum in het Spoorwegmuseum

Op 11 februari was er een tweede NORA-forum in het Spoorwegmuseum te Utrecht. (Over de start van het NORA-forum, het hoe en het waarom, berichtte ik in een posting van 21-11-2008). De lokatie was goed gekozen. Andere vergaderlokaties dan de geëikte congrescentra geven altijd iets ontspannens en ludieks aan een bijeenkomst en dat gold ook voor deze bijeenkomst in het Spoorwegmuseum.

De beste presentatie vond ik de inleiding door Hans Nieuwenhuis over het zojuist voor review opgeleverde Strategische Katern van NORA. Dit Katern is met name bedoeld om bestuurders te informeren over NORA.
Nieuwenhuis legde goed uit, dat er duidelijke verschillen zijn tussen het politieke en het uitvoerende niveau. Op het politieke niveau kijk je met een bestuurlijke bril zoals bijvoorbeeld geconcretiseerd in de Amerikaans Clinger Cohen Act. En op het uitvoerende niveau kijk je met een inhoudelijke bril, hetgeen resulteert in modellen als BISL, ASL en ITIL. De Nederlandse politiek heeft inmiddels besloten om op de ministeries CIO’s aan te stellen, die de verbinding moeten vormen tussen de bestuurlijke en de uitvoerende laag.
Het Strategische Katern richt zich dus primair op bestuurders en secundair op architecten. Mijns inziens slaagt NORA er goed in om gedifferentieerd haar doelgroepen te benaderen. Met name wordt de bestuurslaag steeds meer gemobiliseerd; zo schrijft een grote organisatie als Belastingdienst uitdrukkelijk in het bedrijfsplan, dat NORA gevolgd dient te worden.
Daarmee wordt het oude beeld bijgesteld, dat architecten ver van de werkelijkheid en ver van de business staan en daarom niet serieus genomen kunnen worden. Ik merkte, dat er wel een discussie gaande is, of het Strategische Katern niet te veel de oorspronkelijke ambities los laat. (Zie forum Digitaal Bestuur).
Een rake opmerking die ik noteerde: Als organisaties architectuurprincipes adopteren heeft dat voordelen, maar er zijn ook beperkingen die je moet accepteren. En dat laatste veroorzaakt altijd de weerstand!

Bij andere presentaties, die ik bijwoonde, vond ik juist weer meer dat oude beeld (‘ver van de werkelijkheid en ver van de business’) terug: De eerste presentatie ging over Semantische Interoperabiliteit bij het Ministerie van Justitie. De tweede (plenaire) presentatie ging over General Enterprise Architecturing.

Ik had de parallelsessie over Semantische Interoperabiliteit gekozen, omdat ik weet, dat semantiek (de betekenis van gegevens) nog wel eens complicaties geeft in samenwerkingsverbanden tussen verschillende organisaties. Maar toen ik de titel zag op de eerste slide, wist ik al hoe laat het was. Hou je vast: “Implementation-Based Message Design using Ontology Based Applications”.
Ik kan mij vergissen, maar heb het idee, dat in dit geval slimme ICT’ers zich geheel storten op nieuwe theorieën en tools, maar dat een waarachtige verbinding met echte gebruikers afwezig is. De beschouwing over ontologieën is absoluut van uitdagend intellectueel niveau, maar ik ben bang voor de praktische toepassing. Ik merkte, dat vragers uit de zaal de probleemstelling herkennen, zonder dat ze direct warm lopen voor het gepresenteerde model. Zo vertelde iemand van Rijkswaterstaat, dat voor hen het gegeven ‘Water’ nooit eenduidig is, want er is zout water, zoet water, vuil water, zwemwater etc. Maar ze werken nog niet aan geautomatiseerde aanpak van dergelijke interpretaties en het lijkt mij ook heel verstandig om voorlopig dat soort beoordelingen eerder aan mensen over te laten dan aan tools. Ik kan mij overigens voorstellen, dat er binnen een ministerie met 65000 ambtenaren en 20 justitiebedrijven winst gehaald kan worden doordat samenwerkende groepen dezelfde betekenis hanteren voor bepaalde gegevens.
De sprekers spiegelen zich aan een toepassing bij Nasa en zijn ervan overtuigd, dat ze met hun aanpak bijvoorbeeld versnelling en grotere efficiency bereiken in strafrechtprocessen, maar ik denk, dat de grote criminelen en hun advocaten niet wakker liggen van eventuele ontology-based tools. Maar wellicht is er gewoon sprake van een mismatch van toehoorder (ikzelf in dit geval) en sprekers. Vanuit mijn benadering als projectuitvoerder zoek ik vooral naar methoden en middelen, die bewezen zijn en die draagvlak hebben cq kunnen krijgen. Een researcher of architectuurontwikkelaar zou deze presentatie meer aanspreken.

Tot slot werd er plenair het concept General Enterprise Architecturing gepresenteerd. Ik was nieuwsgierig, omdat op het eerste NORA-forum in november de begrippen Federale Architectuur en Enterprise Architectuur werden uitgelegd, een onderscheid, dat mij bijzonder aanspreekt. Het heden gepresenteerde model voor Enterprise Architectuur kon mij echter absoluut niet bekoren. Ingewikkeld, willekeurige invalshoeken en (hoewel de spreker dat voortdurend ontkende) IT-driven. Willekeurig, omdat ik voor de 8 gekozen domeinen een integrale en deducerende benadering mis. De gepresenteerde concepten zijn overigens niet onder de vlag van NORA ontwikkeld, maar vormen een denkmodel, dat door een consortium van een aantal grote organisaties is ontwikkeld. In feite was het dus zo, dat NORA-forum dit consortium de mogelijkheid bood om haar gedachten te presenteren aan een doelgroep die geinteresseerd is in architectuur. En volgens mij kiest NORA zelf voor een Federatieve Architectuur ten behoeve van Nederlandse overheden. (Federatieve Architectuur dus als alternatief tegenover een Enterprise Architectuur.)
Als uitsmijter bij deze presentatie over General Enterprise Architecturing werd genoemd, dat met hantering van dit model was voorkomen, dat enige jaren geleden bij de NS het nieuwe dienstregelingssysteem leidde tot een verlammende botsing binnen het bedrijf tussen directie en uitvoeringsorganisatie. Want de vakbonden waren in het geheel niet betrokken geweest en bij toepassing van de Enterprise Architecture methode was het anders gelopen. ...Mijn gedachte is, dat je voor het voorkomen van deze fout niet zo’n studeerkamermethode nodig hebt. Een normale samenstelling van checks en balances in directie en raad van commissarissen had deze ontwikkeling tijdig gecorrigeerd.

Al met al was dit tweede noraforum weer de moeite waard. Interessante zaken gehoord en bijgepraat met oude relaties. Als je geïnteresseerd bent in architectuur, is een bezoek aan het NORA-forum aan te raden.

Friday, March 27, 2009

Discussie over ICT Governance

Beheersing van grote projecten is een intrigerend onderwerp. Een oude projectcollega van het Polisproject schreef op de website van Digitaal Bestuur een mening over de door de Rekenkamer voorgestelde Engelse Gatewaymethodiek. Mijn reactie daarop wil ik mijn bloglezers niet onthouden. (Onderaan de bladzijde volgt de verwijzing naar het oorspronkelijke artikel van George Leih.)

“Beste George, met interesse las ik jouw stelling t.a.v. de inzet van Gateway.
Als ervaringsdeskundige en geïnteresseerde in ICT Governance heb ik vorig jaar het onderzoek van de Rekenkamer naar grote overheidsprojecten gevolgd en kennis genomen van hun aanbeveling om Gateway in te zetten voor het begeleiden daarvan.

Na mij verdiept te hebben in de achtergronden voelde ik mij aangesproken door deze Gatewaymethodiek. Het is echter wel zaak om bij inzet van die methode daar échte inhoud aan te geven. Als de methode pro forma wordt ingevoerd zonder de essentie ervan in te brengen (Zoals soms gebeurt bij een formalistische toepassing van Prince 2, waar nieuwe formulieren en procedures in feite de oude handelwijzen continueren), dan zal Gateway niet helpen.

Echter, m.i. biedt Gateway alle mogelijkheden om de door jou geschetste valkuilen te omzeilen. Jouw eerste afkeuring, dat Gateway alleen managerial en financieel georiënteerd is, bestrijd ik, omdat het ontsporen van een groot project per definitie een managementprobleem is.
Je noemt 4 valkuilen (te groots en meeslepend; doelloos en vol compromissen; vlucht naar voren; techniek onderschat). De eerste 3 valkuilen zijn al gegraven, voordat er enig software-ontwerp is begonnen. En het door jou voorgestelde alternatief lijkt qua naamgeving toch echt de software als richtsnoer te nemen. Daarentegen worden die eerste drie valkuilen potentiëel wél aangepakt door de Gatewaymethode. De methode onderkent 5 cruciale overgangsmomenten en de eerste 3 daarvan (zakelijke rechtvaardiging; verwerving; investeringsbeslissing) kunnen potentiëel de genoemde valkuilen vroegtijdig aan het licht brengen.

Zoals eerder op dit DB-forum gesteld door Freek Blankena is “de samenstelling van het reviewteam de sleutel van elke Gatewayreview.” Cruciaal is , dat de onafhankelijke reviewers niet ambitieuze bestuurders naar de mond praten en de risico’s afzwakken onder het motto ‘Laten we het gezellig houden’. Hoewel ik de managerial benadering van Gateway goedkeur, ben ik het me je eens, dat onderschatting van de techniek ook al in de vroege fasen een gevaar is. Wij hebben samen dit fenomeen in een groot project mogen beleven! In het reviewteam moet de kennis en ervaring absoluut aanwezig zijn om dat aspect te doorgronden.
Ook de door jou benadrukte rol van leveranciers herken ik sterk. Vaak worden de managers bij leveranciers afgerekend op korte termijn doelen van maandomzet en resource-utilisatie; laten deze doelen nu uitstekend worden ondersteund door projecten die qua budget en tijd uit de bocht vliegen! In het reviewteam moet dus de vaardigheid aanwezig zijn om deze processen te doorzien en op dit punt opdrachtgever en leverancier bij de les te houden.

Concluderend herken ik jouw bezorgdheid over het onderschatten van de techniek, maar ben het oneens met jouw stelling, dat “ISVV de faalfactoren in overheidsprojecten beter ondervangt dan de Gatewaymethodiek”. Het door jou voorgesteld alternatief kan hooguit als extra hulpmiddel dienen om beter de techniek te doorgronden, maar lijkt me daarvoor weer te zwaar.”

Het artikel waarop ik reageer vind je op 'Digitaal Bestuur'.

http://digitaalbestuur.nl/opinie/ga-verder-dan-gateway