Wednesday, July 30, 2008

Program for Research in Information Management, PrimaVera

Nog steeds vanuit het zonnige Californie kan ik door de zegeningen van de informatietechnologie mijn weblog bijhouden alsof ik thuis in Zeist achter mijn PC zou zitten. Ditmaal een verslag van een bijeenkomst aan de Universiteit van Amsterdam op 25 juni jongstleden, waar ik positieve energie heb opgedaan.

PrimaVera is het researchprogramma voor Informatiemanagement van de Universiteit van Amsterdam. Lang geleden, in 1990-1991, deed ik de postdoctorale opleiding Informatiemanagement van de Amsterdamse universiteiten. Dat was 15 jaar nadat ik zelf mijn universitaire opleiding in Utrecht had voltooid en ik vond het toen werkelijk een verademing om me weer te laven aan de manier waarop academici theorieën ontwikkelen: met gevalideerde aannames, een gestructureerde aanpak en verantwoorde evaluatie van resultaten. Want gedurende 15 jaar in het bedrijfsleven maak je ook kennis met andere benaderingen (“I have made up my mind, don’t confuse me with the facts.”)

Via de alumnivereniging AGIM en de vakgroep van professor Rik Maes krijg ik nog regelmatig uitnodigingen voor lezingen en seminars. En met name sessies bij de UvA probeer ik altijd bij te wonen, omdat die naar mijn smaak een hoog niveau hebben. Zo ook werd in de maand juni een initiatief genomen door Rik en zijn Leuvense collega Guido Dedene tot een Research Seminar Day waarop phd-students hun (tussen)resultaten toelichten.

Een zevental onderwerpen passeerde de revue en twee daarvan hadden om verschillende redenen mijn speciale belangstelling.
Ulco Woudstra, informatiemanager Amphia Ziekenhuis Breda, presenteerde zijn onderzoek “Quality of IT Management & Economies of Scale in IT Infrastructures”. Ik vond de hoofdlijn daarin belangwekkend, hoewel op een aantal punten in de aanpak en in de aannames m.i. nog wat moet gebeuren om de theorie minder kwetsbaar te maken. Het rendement van ICT en de kwaliteit van management hebben mijn belangstelling sinds Paul Strassman schreef over de “Economic Value of Computers”.
En verder presenteerde Arnold Commandeur, een oude UWV bekende, zijn aanzet voor “A Decision Support Methodology for Legacy Systems”. Ik heb de afgelopen jaren veel gezien van de enorme problematiek die UWV in deze heeft. In 2002 fuseerden 5 zogenaamde UVI’s (uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid, die de wetten voor werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ziekte uitvoeren) tot één bedrijf, het UWV (uitvoeringsinstelling werknemersverzekeringen). Alle systemen voor claimbehandeling, verzekerdenadministratie, excasso, administratie e.a. waren dus in vijfvoud aanwezig. Het daadwerkelijk uitfaseren was (en is) een grote operatie, omdat er zeer veel gebruikers zijn van elk systeem en veel interne en externe afnemers van de gegevens in deze systemen.

Ik heb ervan genoten om naar de presentaties te luisteren en het geeft energie, als je door vragen en suggesties daadwerkelijk in de ontwikkeling kunt participeren. De twee bovengenoemde sprekers heb ik aangeboden, dat ik beschikbaar ben om als klankbord te fungeren en de genoemde onderwerpen zullen nog wel eens op mijn weblog terugkeren.

Monday, July 21, 2008

Een Promotie aan de Technische Universiteit Delft

Prachtig toch hoe je in de zogenaamde Connected World ook op vakantie in San Diego, California, kunt doorwerken aan je weblog! Beperkingen van plaats en tijd zijn intussen geheel weggenomen door internet. En ook technische beperkingen zijn door standaardisatie van hardware en software niet meer aanwezig.

Enige tijd geleden kreeg ik via LinkedIn weer contact met Martin op ’t Land, een oude collega bij Cap Gemini die ik 7 jaar geleden bij mijn vertrek van Cap uit het oog had verloren. Weer een voorbeeld van de waarde van de ‘social software’ LinkedIn, waarover ik al eerder enthousiast heb geschreven in deze weblog.
Martin nodigde mij direct uit voor zijn aanstaande promotie in Delft. Hij wist zich te herinneren, dat ik destijds als MT-lid van de eenheid Business Consulting de ruimte maakte voor het onderzoek, dat hij samen met Bert Arnold, een practicecollega van mij, wilde opstarten.
Op 13 juni 2008 promoveerde Martin en de titel van zijn proefschrift luidt: “Applying Architecture and Ontology to the Splitting van Allying of Enterprises”. (Als je net als ik wilt opzoeken wat Ontology is, kan je het vinden op Wikipedia.)
Ik moet me nog eens verder verdiepen in het proefschrift, maar zie bij een eerste scan, dat het een tamelijk technische architectuurbenadering is. Die zal zeker een bijdrage kunnen leveren aan bijvoorbeeld postmerger integratie en ik zou wel eens willen weten, hoe de aanpak had kunnen bijdragen aan de postmerger integraties van ABN en Amro, de UVI’s binnen UWV en tenslotte Amev en Stad Rotterdam, waarvan ik de laatste twee fusies van nabij heb meegemaakt.
Bij de laatste fusie werd een financiële benadering gekozen door McKinsey, heel anders dus dan een technische benadering. De financiële benadering gaat snel, wordt makkelijk begrepen door de top, maar negeert veel vakkennis van de bedrijfsprofessionals. (Een aanpak die mij niet aanspreekt. Zie mijn posting van 29 oktober 2007 over Intensieve Menshouderij. Daarin lees je hoe spreker Jaap Peters illustreert wat er gebeurt als bedrijven de vakkennis van de professionals negeren en de financiële mensen, sturend op spreadsheets, de lakens uitdelen.)
Maar naast deze financiële benadering hebben we hier dus een technische benadering.
Ik denk, dat deze technische benadering vanuit de TU Delft gecompliceerd gaat worden en niet wordt begrepen door de bedrijfstop.

Maar hoe dan ook: Alle benaderingen kunnen bijdragen aan een goede oplossingsrichting en het is de kunst om het goede van verschillende benaderingen te kiezen.

In termen van het 7S model van McKinsey zitten zowel de technische benadering als de financiële benadering in het domein van de zogenaamde harde S’en (Structure, Strategy, Systems).
En een belangrijke boodschap van het 7S model is toch, dat juist de zachte S’en Skills, Staff, Style) doorslaggevend zijn voor het succes van veranderingsprocessen.
Maar volgens mij hebben de HRM-managers en verandermanagers nog altijd minder invloed bij fusies dan de financiële en commerciële mensen. Wat meer evenwicht zou goed zijn, zeker omdat onderzoek van o.a. Erasmus-universiteit claimt dat meeste fusies mislukken.

Het lijkt me duidelijk,dat noch financiele noch technische drijvers dominant mogen zijn. Een artikel in Harvard Business Review toont een brede, afgewogen en gebalanceerde aanpak.

Tuesday, July 8, 2008

Jaarcongres GBO

Op 10 april 2008 vond het jaarcongres plaats van GBO, gemeenschappelijke beheerorganisatie Overheid, die infrastructuren voor e-overheid beheert. De bekendste daarvan is DigiD, waarmee ieder burger toegang krijgt tot elektronische overheidsdiensten. Trots werd gemeld, dat het aantal deelnemers aan het jaarcongres snel stijgt en vergeleken met vorig jaar was gestegen van van 200 naar 300. Plaats van handelen was de Amsterdam Arena en ik zag er diverse bekenden van UWV, Belastingdienst, BKWI e.a.

De opening werd gedaan door staatssecretaris Ank Bijleveld (een Twentesupporter die het heerlijk vond om in de Amsterdam Arena de recente nederlaag van Ajax tegen Twente te memoren), een aansprekende persoon met inhoud en met enthousiasme.

Er was een stevig programma
en oude bekenden memoreerden de vooruitgang; Cor Franke, voorzitter van de Raad van Toezicht, gebruikte een uitspraak die hij had onthouden van CWI:
“Als je ziet waar we twee jaar geleden stonden, dan kunnen we vandaag tevreden zijn.
Maar als we volgend jaar nog steeds hier staan, dan hebben we een probleem.”
In veel grootschalige veranderprocessen geldt deze vaststelling. Eigenlijk betekent het, dat je positief denkend de vooruitgang moeten willen zien, maar dat je anderzijds niet zelfgenoegzaam mag worden. Je moet dóór willen gaan, want dat soort veranderprocessen duren niet 6 maanden (zoals sommige consultantsfirma’s wel eens op hun powerpoint slides suggereren), maar eerder 6 jaar.

Een flitsende dame van een BD managementteam entameerde een discussie met stellingen.
Ik vond eerlijk gezegd, de stellingen nogal aanbod-gedreven c.q. technology-driven. Bijvoorbeeld de stelling “De ontwikkeling van de e-overheid in Nederland speelt zich af in de blessuretijd.”
Want hoewel de e-overheid zich gestaag ontwikkelt, is het tempo laag. Maar zou dat niet voor een belangrijk deel worden bepaald door het verandervermogen van de burger? De staatssecretaris gaf m.i. terecht aan, dat de ontwikkeling van de e-overheid uiteindelijk alleen bedoeld is voor de burger. En volgens mij is dé burger niet de kleine groep hoger opgeleide mensen en ook niet de aanstormende jeugd, die de technologie spelenderwijs beheerst. Heel veel mensen, we kennen ze allemaal in onze eigen familie- en kennissenkring, zijn onwennig om via een machine-interface hun behoefte aan informatie en diensten te regelen. En door die overwegingen vond ik de stellingen vanuit GBO ietwat te veel technology-driven.
Behalve die onwennigheid speelt ook nog, dat een burger écht gemak moet hebben van de e-dienstverlening. Persoonlijk bedenk ik mij, dat ik al 15 jaar ontzettend blij ben met de faciliteiten die de Belastingdienst aanbiedt voor de Inkomstenbelasting. Het tijdperk daarvoor herinnerde ik mij als een taaie exercitie met formulieren en papier; de floppies en later internet hielpen mij echt. Want je kunt het werk afbreken wanneer je wilt, omdat alles keurig wordt bewaard. En de handelingen als optellen, aftrekken, overbrengen van gegevens naar het juiste vakje, worden door het programma foutloos voor je gedaan. Terecht merkte de directeur van GBO in zijn inleiding op, dat de Belastingdienst massieve impulsen heeft gegeven aan de e-overheid in Nederland.
Maar als ik mij daarentegen afvraag, hoe vaak ik bij gemeente of provincie kom voor een dienst, dan is het antwoord: zelden of nooit. Als daar dus de e-overheid wat achterblijft, dan mis ik dat niet. Hoewel ik natuurlijk wel vind, dat ook díe diensten een digitaal platform verdienen. Maar wat mij betreft met een getemporiseerde snelheid, want anders gaat het toch alleen maar fout.
N.B. Heel recent heb ik de website van de gemeente Zeist gebruikt om de hondenbelasting af te melden. En ik moet zeggen, dat dit voor de burger een handige faciliteit is. En hopelijk ook een stroomlijning voor de administratieve afhandeling binnen het gemeentehuis.