Monday, March 29, 2010

Een softwarepakket voor schadeverzekeringen

Eerder schreef ik op 11-2-2009 over pakketsoftware in verzekeringsland. Als voorbeeld werd genoemd de toen lopende implementatie van Ebaotech bij ASR Verzekeringen.
Het voornemen was daar om in de zomer van 2009 te testen en vervolgens in produktie te gaan met het produkt Multizekerheidspolis..
In januari 2010 ben ik weer gaan kijken om te constateren, dat deze plannen zijn gehaald en dat intussen de mediacampagne voor de Multizekerheidspolis werd voorbereid.
Heden, februari 2010, heb ik inderdaad de commercials voor de Multizekerheidspolis in de STER-blokken zien langskomen.

De projectleider verdient een compliment voor deze resultaten. Behalve goed leiderschap vanuit projectleiding en business-opdrachtgever is een goed afgebakende scope m.i. belangrijk geweest voor het succes. Ik verwijs naar professor Chris Verhoef van de VU, die aantoont, dat met name omvang en complexiteit de oorzaken zijn van het mislukken van grote projecten. Bij ASR is bij de start de omvang beperkt tot één nieuwe polis; uiteraard blijven zich altijd verrassingen voordoen maar deze bleken oplosbaar. De flexibiliteit en de betrouwbaarheid van de leverancier worden in dit verband ook positief beoordeeld.

Binnen het verzekeringsprodukt Multizekerheidspolis worden alle dekkingen aangeboden. Dat is bijzonder want in de klassieke pakketpolissen worden meerdere produkten gebundeld teneinde de vereiste dekkingen te kunnen bieden.
De beperking in scope van de pakketimplementatie houdt in, dat alle bestaande verzekeringsprodukten nog worden geadministreerd in de oude applicaties. Conversie daarvan naar het softwarepakket wordt in de komende jaren voorzien. Tevens wordt de schadeafhandeling erbuiten gehouden, waarvoor tot nu toe een succesvolle andere applicatie draait.

Het Ebaotech pakket is een zogenaamde STP-applicatie (straight through processing). Dat betekent bijvoorbeeld, dat tussenpersonen in het land offertes kunnen maken, aanvragen kunnen indienen en polissen kunnen printen door via internet rechtstreeks met de applicatie te werken. Binnen de muren van de verzekeraar worden automatisch de processen van de verzekeraar getriggerd door de activiteit van de tussenpersoon, zodat in de meeste gevallen geen interventie van een acceptant of administrateur nodig is. Ideaal voor de snelheid van het proces en voor het verlagen van de administratieve kosten. Ooit werd hiervoor de term Extended Office bedacht: Het werk van de tussenpersoon buiten past naadloos in het totale proces en er is geen grens of overdrachtspunt tussen zijn werk en de backoffice van de verzekeraar.
De omgeving die Ebaotech biedt laat tussenpersonen ook rechtstreeks chatten met medewerkers op het kantoor van de verzekeraar. Zo heeft ASR tijdens de systeeminvoering 8 zogenaamde acceptatiecoaches ingezet, die ieder tegelijkertijd 2 chats met tussenpersonen kunnen voeren om hen te helpen met vragen over het systeem. Dat is nog eens wat anders dan de werking van de klassiek telefonische helpdesks.

Naar zeggen is SNS Reaal een andere verzekeraar, die in Nederland bezig is Ebaotech te implementeren.
SNS Reaal kennen we als een verzekeraar, die succesvol nieuw aangekochte portefeuilles onderbrengt in haar administratie. Een hele lijst van verzekeraars werden de afgelopen jaar ingelijfd, veelal dochterbedrijven van Franse, Duitse en Zwitserse verzekeraars die het vanwege kleine schaal toch niet konden bolwerken in Nederland en die vaak vastliepen in hun automatisering. SNS had de backoffice-platformen om de betreffende portefeuilles succesvol te converteren naar één centrale portefeuille.
Blijkbaar heeft SNS het nuttig geacht om behalve haar eigen platformen daarvoor nu ook het pakket van Ebaotech in te zetten. Ik ben benieuwd of dit softwarepakket ook deze uitdaging aankan.

Monday, March 15, 2010

De 100ste posting op deze weblog!

Vandaag verschijnt de 100ste posting op deze weblog. De eerste posting op deze weblog werd geplaatst in april 2007. Het is nu, in maart 2010, een goed moment om even stil te staan bij deze 100ste posting en te evalueren:
- Met welk doel werd deze weblog gestart en is dat doel behaald?
- Zijn er nieuwe ervaringen opgedaan sedert de start van deze weblog?

Een weblog moet je op de eerste plaats starten voor jezelf. Omdat je behoefte hebt om bepaalde ervaringen uit te werken en vast te leggen.
En op de tweede plaats om ook naar anderen (collega’s en klanten) een indruk te geven van de zaken waarmee je professioneel bezig bent. Een uithangbord voor je éénmans-BV.
Achteraf gezien stel ik vast, dat het inderdaad voldoening geeft om ervaringen in een weblog op te schrijven. En tevens dat ik bij verschillende postings een groot aantal bekenden geattendeerd heb op een posting, vaak met positieve respons van hun kant.

Al direct bij de start van de weblog heb ik een teller op de weblog geïnstalleerd . Deze software van Statcounter geeft per dag het aantal bezoekers aan. Daarnaast wordt het aantal geopende pagina’s geteld. Sommige bezoekers lezen namelijk niet alleen de laatste posting, maar zijn blijkbaar zo geïnteresseerd, dat ze terugbladeren naar vorige postings. De gegevens vanuit Statcounter luiden per 12 maart 2010 als volgt:
Sedert april 2007 kwamen er 2469 bezoekers op de weblog.
Van dit aantal waren er 372 zogenaamde ‘returning visitors’. Bezoekers dus die vaker kwamen.
In totaal waren er 3683 pageloads; bezoekers lazen niet alleen de laatste postings maar bladerden ook door naar oudere postings.

De teller op de weblog geeft je inzicht in het verkeer op de blog. Zo waren er hoge pieken in het bezoek in de herfst van 2008 en de zomer van 2009. De eerste piek werd veroorzaakt, doordat ik na afsluiting van een lange opdracht bij UWV enkele tientallen professionele collega’s attendeerde op enkele postings. Je ziet daarvan dus duidelijk het effect.
De tweede piek was verrassend voor mij. Want in juni 2009 schoot het aantal bezoekers omhoog. Ik begreep de oorzaak pas, toen ik van het Actuarieel Instituut hoorde, dat zij op hun website bij Nieuws een vermelding hadden gemaakt van mijn posting ‘Actuarissen als kritische waarschuwers’. Dat vond ik een eervolle vermelding!

Hierboven noemde ik al, dat ik af en toe groepen vakbroeders attendeer op mijn posting. Voor dat doel maak ik gebruik van de sociale netwerktool LinkedIn. In de adreslijst daarvan kun je de ‘connecties’ aanvinken, die je een bepaald bericht wilt toesturen.

Een leermoment voor mij was, dat de titel van je posting ertoe doet. In mei 2007 bijvoorbeeld schreef ik over een seminar over Business Process Management. De posting gaf ik nietsvermoedend de titel ‘Business Process Management’. Direct zag ik via Statcounter het bezoek stijgen. Ik heb daaruit de les getrokken om voortaan titels te geven, die niet algemeen gezocht worden in zoekmachines. Mijn doel is namelijk niet om grote aantallen bezoekers te trekken, waarmee ik verder geen relatie heb. Om een paar recente voorbeelden te noemen: Een posting over het overheidsprogramma M&ICT noemde ik niet ‘M&ICT’ maar wel ‘Opschaling van maatschappelijk relevante ICT-applicaties’.
En een posting over mijn bezoek aan de pakketleverancier Leanapps droeg in de titel niet de leveranciersnaam maar kreeg als titel ‘Veelbelovende pakketsoftware voor levensverzekeringen’.
De bezoekers zijn dan vooral bekenden en mensen, die door jezelf geattendeerd worden op de posting. En niet de vele onbekenden, die via Google zoeken naar M&ICT of Leanapps.

Kortom, de ervaringen met het bijhouden van een weblog vind ik heel positief en voorlopig ga ik daar mee door. We gaan op weg naar posting nummer 200!

Wednesday, March 10, 2010

Aanbestedingen en verwerving van Open Source

NOiV is de opvolger van Ososs waarover ik 27 februari 2008 schreef. Ooit begon OSOSS in 2006 met een beroemde motie van kamerlid Vendrik. Ik vraag me af, in hoeverre Open Source nu ruim 3 jaar later nog steeds een belangrijk doel is. Immers de leveranciers van gesloten software zijn allemaal meegebogen naar Open Standaarden, zodat ‘customer lock in’- situaties steeds minder voorkomen. Blijft het argument van de kosten, waarbij men zich realiseert, dat open source weliswaar gratis verkrijgbaar is, maar dat het gebruiken en beheren van deze software dus zeker niet gratis is.

Ik bezocht twee bijeenkomsten waar het programma NOiV probeert open source en open standaarden te promoten, in lijn met de eerder genoemde kamermotie. En ik krijg daarbij het idee, dat het promoten van open source een achterhaald doel is. Er zijn wel instellingen, die graag meebewegen in het inzetten van open source. Maar dat vereist wel, dat management en ICT’ers bij zo’n instelling een duidelijke eigen visie hebben op ICT. Veel instellingen vinden het veel gemakkelijker om zich te laten leiden door de visie van een grote ICT-leverancier (zoals IBM, Oracle of Microsoft). Zij stellen begrijpelijkerwijs de vraag: “Wat schieten we op met open source?” Want je gaat conversietrajecten in en riskeert het om gebruikers, die momenteel zeer tevreden zijn bijvoorbeeld met de Microsoft Officesoftware, in de problemen te brengen met een conversie waarom ze niet gevraagd hebben.
Dus zullen veel instellingen blijven bij de closed source van IBM, Oracle, Microsoft e.a. Anders ligt het bijvoorbeeld in Frankrijk, waar de overheid het voor alle overheidsinstellingen verplicht heeft gesteld om gebruik te maken van open source in plaats van Microsoft Office.
Zo niet in Nederland. Het programma NOiV promoot weliswaar het gebruik van open source en open standaarden bij overheden, maar hanteert daarbij het principe ‘comply or explain’. Met andere woorden: Als je keuze niet uitgevallen is voor open source of open standaarden, dan moet je een verhaaltje klaar hebben om het uit te leggen. En zo’n verhaal is er altijd wel.

Volgens mij is de ontwikkeling zo, dat open standaarden wel breed doorzetten, maar open source niet. Immers, de softwareleveranciers buigen mee met de tijdgeest en zorgen ervoor, dat hun software via open standaarden naadloos communiceert met de buitenwereld, zodat de closed software probleemloos past binnen een applicatielandschap. En daarnaast is het een feit, dat de ondersteuning van closed source door leveranciers beter is geregeld dan de ondersteuning van open source. IBM c.s. hebben nog steeds meer solide organisaties staan dan de Red Hats en de open source communities van deze wereld.
Zo kan er een situatie van best of breed ontstaan. Je hanteert een mix van open software en closed software, al naar gelang deze produkten zich bewezen hebben. Sommige open software produkten zijn ijzersterk en onomstreden. Denk aan Apache voor webservers en Mozilla Firefox voor internetbrowsers.

Illustratief was de presentatie van een waterschap (één van de lagere overheden naast provincie en gemeente). Daar was een aanbestedingstraject georganiseerd voor de verwerving van een Content Management Systeem (CMS). De projectleider vertelde, hoe voorwaarden waren ingebouwd om open software uitdrukkelijk een kans te geven. CMS software is bekend als een domein, waar open software hoge ogen gooit met bekende produkten.
Desondanks waren er na de inschrijvingstermijn maar 5 aanbiedingen die aan de voorwaarden voldeden. 3 aanbiedingen vielen af omdat ze niet rechtsgeldig bleken (handtekening van verkeerde persoon bijvoorbeeld of solvabiliteit onvoldoende geacht). De 2 overgebleven aanbieding betroffen dus closed source!
Dit laatste leidde in de zaal tot enigszins honende opmerkingen. Men merkte op, dat de overheid via het programma NOiV uitsluitend met de mond belijdt, dat zij open source promoot. Maar dat er in de uitvoering vervolgens dusdanige belemmeringen worden opgeworpen, dat open source aanbieders geen partij zijn voor de grote leveranciers, die gespecialiseerde staven kunnen inzetten om de gecompliceerde inschrijving succesvol te kunnen doorlopen.

De spreker demonstreerde welke teksten in de aanbesteding zijn opgenomen om open source aanbieders uit te nodigen. De zaal merkte op, dat de volzinnen in deze aanbesteding van de waterschappen beschouwd kunnen worden als windowdressing.
Het blijkt wel, dat de aanpak van de overheid (comply or explain) door velen als boterzacht wordt beschouwd. Maar als de overheid meer dwingend zou optreden, komen ongetwijfeld de leveranciers middels hun ICT-office in het geweer, hetgeen ook al gebeurd is. Volgens mij is per saldo nu het resultaat, dat er geen level playing field is, maar dat de grote leveranciers door de administratieve zwaarte van de aanbestedingsgevechten in het voordeel zijn.