Tuesday, July 8, 2008

Jaarcongres GBO

Op 10 april 2008 vond het jaarcongres plaats van GBO, gemeenschappelijke beheerorganisatie Overheid, die infrastructuren voor e-overheid beheert. De bekendste daarvan is DigiD, waarmee ieder burger toegang krijgt tot elektronische overheidsdiensten. Trots werd gemeld, dat het aantal deelnemers aan het jaarcongres snel stijgt en vergeleken met vorig jaar was gestegen van van 200 naar 300. Plaats van handelen was de Amsterdam Arena en ik zag er diverse bekenden van UWV, Belastingdienst, BKWI e.a.

De opening werd gedaan door staatssecretaris Ank Bijleveld (een Twentesupporter die het heerlijk vond om in de Amsterdam Arena de recente nederlaag van Ajax tegen Twente te memoren), een aansprekende persoon met inhoud en met enthousiasme.

Er was een stevig programma
en oude bekenden memoreerden de vooruitgang; Cor Franke, voorzitter van de Raad van Toezicht, gebruikte een uitspraak die hij had onthouden van CWI:
“Als je ziet waar we twee jaar geleden stonden, dan kunnen we vandaag tevreden zijn.
Maar als we volgend jaar nog steeds hier staan, dan hebben we een probleem.”
In veel grootschalige veranderprocessen geldt deze vaststelling. Eigenlijk betekent het, dat je positief denkend de vooruitgang moeten willen zien, maar dat je anderzijds niet zelfgenoegzaam mag worden. Je moet dóór willen gaan, want dat soort veranderprocessen duren niet 6 maanden (zoals sommige consultantsfirma’s wel eens op hun powerpoint slides suggereren), maar eerder 6 jaar.

Een flitsende dame van een BD managementteam entameerde een discussie met stellingen.
Ik vond eerlijk gezegd, de stellingen nogal aanbod-gedreven c.q. technology-driven. Bijvoorbeeld de stelling “De ontwikkeling van de e-overheid in Nederland speelt zich af in de blessuretijd.”
Want hoewel de e-overheid zich gestaag ontwikkelt, is het tempo laag. Maar zou dat niet voor een belangrijk deel worden bepaald door het verandervermogen van de burger? De staatssecretaris gaf m.i. terecht aan, dat de ontwikkeling van de e-overheid uiteindelijk alleen bedoeld is voor de burger. En volgens mij is dé burger niet de kleine groep hoger opgeleide mensen en ook niet de aanstormende jeugd, die de technologie spelenderwijs beheerst. Heel veel mensen, we kennen ze allemaal in onze eigen familie- en kennissenkring, zijn onwennig om via een machine-interface hun behoefte aan informatie en diensten te regelen. En door die overwegingen vond ik de stellingen vanuit GBO ietwat te veel technology-driven.
Behalve die onwennigheid speelt ook nog, dat een burger écht gemak moet hebben van de e-dienstverlening. Persoonlijk bedenk ik mij, dat ik al 15 jaar ontzettend blij ben met de faciliteiten die de Belastingdienst aanbiedt voor de Inkomstenbelasting. Het tijdperk daarvoor herinnerde ik mij als een taaie exercitie met formulieren en papier; de floppies en later internet hielpen mij echt. Want je kunt het werk afbreken wanneer je wilt, omdat alles keurig wordt bewaard. En de handelingen als optellen, aftrekken, overbrengen van gegevens naar het juiste vakje, worden door het programma foutloos voor je gedaan. Terecht merkte de directeur van GBO in zijn inleiding op, dat de Belastingdienst massieve impulsen heeft gegeven aan de e-overheid in Nederland.
Maar als ik mij daarentegen afvraag, hoe vaak ik bij gemeente of provincie kom voor een dienst, dan is het antwoord: zelden of nooit. Als daar dus de e-overheid wat achterblijft, dan mis ik dat niet. Hoewel ik natuurlijk wel vind, dat ook díe diensten een digitaal platform verdienen. Maar wat mij betreft met een getemporiseerde snelheid, want anders gaat het toch alleen maar fout.
N.B. Heel recent heb ik de website van de gemeente Zeist gebruikt om de hondenbelasting af te melden. En ik moet zeggen, dat dit voor de burger een handige faciliteit is. En hopelijk ook een stroomlijning voor de administratieve afhandeling binnen het gemeentehuis.